Ter zake
Diny Schouten
Ontwerpers van boekomslagen staan altijd vermeld op pagina 4, een bladzijde die meestal slechts door vakgenoten gelezen wordt. Maar aan de zeldzame prestatie om meer dan honderd schitterende boekomslagen te maken op basis van één stramien - die van de prestigieuze Privé-Domein-reeks van De Arbeiderspers - is toch ook voor de gewone lezers de naam van Kees Kelfkens verbonden. Kelfkens, geboren in 1919, overleed na een hartaanval op 22 december van het vorig jaar. Collega-ontwerper of concurrent-ontwerper Alje Olthof roemt Kelfkens' ontwerpen (ook die van een wiskundeserie voor de Pedagogische Academie van Wolters-Noordhoff) als ‘ingenieus, en van een frappante duidelijkheid en vanzelfsprekendheid.’ Met dat laatste woord karakteriseerde Kelfkens zelf ook ‘het eigen smoel’ van zijn Privé-Domein-omslagen: ‘Ik heb altijd de aanstellerij, het gekunstelde vermeden.’ Drie weken voor zijn dood liet Kelfkens ter uitgeverij nieuwe proefomslagen voor de reeks zien. Tot ontzetting van de redactie had hij de schreefloze belettering (à la Wim Crouwel) vervangen door een letter mét schreven. ‘Daar waren we mordicus tegen,’ zegt uitgever Theo Sontrop. ‘De schreven waren, ter onderscheiding, voorbehouden aan de serie Open Domein.’ De Arbeiderspers zal voor komende delen in Privé-Domein het oorspronkelijke basisontwerp van Kelfkens handhaven, waarvoor nu naar een ontwerper wordt gezocht. De opvolger dient niet alleen over Kelfkens' vakkundigheid te beschikken maar ook over diens tekentalent: de historische foto's die Kelfkens voor zijn omslagen gebruikte, werden door hem bijgetekend, bijgefoezeld en zo nodig van een achtergrond voorzien. Van de oude glorie van Privé-Domein gaat misschien iets af
(of is dat alleen maar het idee?) nu besloten is om af te stappen van het - bijna uitgestorven - boekdrukprocédé. Theo Sontrop: ‘We hadden nog maar één drukker in Nederland die over lood beschikte, maar dat materiaal ging erg achteruit. De afgereden matrijzen maakten dat de kwaliteit minder werd dan van offset, en dan is het onzin om aan boekdruk te blijven vasthouden.’
The Women's Review of Books en Belles Lettres, beide uit Amerika, waren er eerder, maar het is dan toch nieuw voor Nederland: een vrouwenboekenkrant. De oprichtsters lijken niet geheel overtuigd dat er behoefte is aan hun initiatief, want ze noemden het blad Surplus. Het idee ontstond tijdens de ‘Vrouwenboekenweek’ (november 1986), vertelt Lucie Vermij, die samen met Gemma Rameckers de redactie gaat voeren. Die week dreigde ‘een incident’ te vormen in plaats van de aanzet te zijn tot de continue informatievoorziening waaraan volgens Vermij en Rameckers wel degelijk behoefte is, want: ‘De boeken van vrouwen krijgen wél aandacht, maar niet het sóórt aandacht dat wij vinden dat er moet zijn.’ De klachten zijn te korte besprekingen en een te beperkte keuze uit ‘vrouwenboeken’ in de door mannen volgeschreven periodieken. Surplus gaat boeken recenseren (minstens dertig, uit binnen- en buitenland, per nummer) vanuit feministische optiek. Wat die visie inhoudt is niet zo gemakkelijk te verwoorden, vindt Lucie Vermij, en Surplus zal bovendien niet één mening verkondigen: in denkwijze zeer van elkaar verschillende femmes lettrées als Corine Spoor (De Tijd) en Anneke van Baalen (Feministische Uitgeverij De Bonte Was) hebben hun medewerking toegezegd. In de nieuwe vrouwenboekenkrant, die zesmaal per jaar zal verschijnen (bij uitgeverij An Dekker), komen ook rubrieken, zoals die over ‘erflaatsters’, en een met analyse van de vrouwvriendelijkheid van uitgeverijfondsen. De eerste analyse zal worden gepleegd op uitgeverij Contact. Er zijn ook plannen voor een discussierubriek, maar die ontbreekt nog in het eerste nummer
(te verschijnen in maart, is de belofte) omdat er nog geen goede discussiepunten verzonnen zijn: ‘We vonden de discussie over de vrouwelijke stem nu wel uitgemolken.’ De opgewekte plannen van Vermij, Rameckers en uitgeefster An Dekker brengen het literaire vrouwentijdschrift Sarafaan in de herinnering terug, dat zo trots werd gepresenteerd (door dezelfde uitgeefster) tijdens diezelfde Vrouwenboekenweek en dat na drie nummers ter ziele ging.
boeken toptien
De ware bestseller, ook over 1986, is natuurlijk het spoorboekje (451.000 exemplaren). Van de Bijbel werden vorig jaar minder exemplaren verkocht dan van Van Kootens Modermismen; om precies te zijn werden van de bijbelvertaling van het Nederlands Bijbel Genootschap (uit 1951) 87.599 exemplaren verkocht, de Groot Nieuws Bijbel ‘deed’ 34.316 exemplaren en de Statenvertaling 3155. Het is géén groot nieuws dat de twee bekendste boekentop-tienen, die van de Haagse Post en die van Libris/Vrij Nederland, elk andere boeken aanwijzen als the most magnificent sellers. De Haagse Post wees Renate Rubinsteins Nee heb je, Kees van Kootens Meer modermismen en Adriaan van Dis' Casablanca aan als - in volgorde - de drie best verkochte ‘fictietitels’ van 1986. Op de Libris-lijst staat Kees van Kooten nummer één, nummer twee is daar Jean M. Auels De mammoetjagers en nummer drie Renate Rubinstein. De top-drie van Bruna-boekwinkels ziet er nog weer anders uit: Kees van Kooten op één, nummer twee Bakers Hoe houd ik het uit met mijn neurotische kat en nummer drie Het gebedenboekje van Toon Hermans. De Libris-lijst blijkt het best de werkelijke verkoopcijfers van de uitgeverijen te benaderen: van Kees van Kooten werden inderdaad de meeste exemplaren verkocht (160.000) en Jean M. Auel bezet inderdaad de tweede plaats (115.000), maar nummer drie was toch echt fout geraden, dat is Harry Mulisch' Hoogste tijd (72.000). De leek zou denken dat het gegeven alle bestaande automatisering toch niet moeilijk moet zijn om lijsten van bestsellers te produceren die heus eerlijk en neutraal zijn, zodat de hardnekkige beschuldiging
dat er met de lijsten gemanipuleerd, zo niet gezwendeld wordt, eens en voor al kan worden ontzenuwd. Het resultaat zou ongetwijfeld zijn dat Elseviers Belastingalmanak (327.400 exemplaren) wekelijks de eerste plaats zou bezetten, maar dat heeft de CPNB, de collectieve propagandacommissie van uitgevers en boekhandelaren, er drie jaar geleden niet van weerhouden om samen met de Stichting Speurwerk uit te zoeken of het mogelijk is om een objectieve lijst (‘de Nationale Boeken Top Tien’) samen te stellen. Oorspronkelijk was het idee om bij ‘de mensen thuis’ te onderzoeken wat er gekocht was, maar de kosten daarvan zijn prohibitief, zegt Tom Herpers van de Stichting Speurwerk. Er zit daarom niet veel anders op dan de werkwijze van de top-tienen van Haagse Post en Libris (op basis van ‘representatief’ geachte boekwinkels) te volgen, maar dan veel uitgebreider, want hun steekproeven zijn nu juist niét representatief, vindt Herpers. Ook zou aan segmentering gedaan moeten worden, in minstens elf genres. Er ligt een ‘gouden evangelie’ klaar hoe de rangordes vastgesteld kunnen worden van wat écht, ‘recht voor z'n raap’, de sellers zijn. ‘Alleen, het kost natuurlijk toch wel wat, en de uitgevers hebben er geen belangstelling meer voor sinds ze beseffen dat de bestsellerlijsten alleen de boeken helpen verkopen die toch al uitstekend lopen.’
Günter Grass omschreef in het ‘Calcutta-hoofdstuk’ van De bot die stad als ‘schurftig, krioelend in en levend van eigen drek’, maar een stad ‘die ervoor gekozen heeft vrolijk te zijn. Ze wil dat haar ellende verschrikkelijk mooi is.’ De schrijver vestigde zich vorig jaar augustus in een van de meest afstotende stadsdelen van Calcutta ‘om afstand te nemen van Kohl-Duitsland en van het in navelstaren verzonken cultuurbedrijf’, bericht Der Spiegel. Voor minstens een jaar, was het plan, maar Grass is eind januari teruggekeerd, want hij hield het er niet uit, ook niet nadat hij verhuisde naar een betere wijk. Toen minister-president Rajiv Gandhi het waagde Calcutta ‘een stervende stad’ te noemen, werden er woedende demonstraties gehouden, maar de Bengalezen zijn zo beleefd Grass' negatieve oordeel over de ellendemetropool (in een interview in het Engelstalige dagblad Statesman) als lyriek op te vatten: ‘De mensen leven van vuil, ze zien eruit als vuil, en ze staan buiten de samenleving, dat wil zeggen, de samenleving behandelt ze als vuil.’