Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdHeel het organisme Leven en werk van Barbara McClintock door Evelyn Fox Keller Uitgever: Meulenhoff, 232 p., f39,50F. DekkingBarbara McClintock, geboren in 1902, had al als kind, naast belangstelling voor voetballen en andere jongensspelen, een overheersende liefde en belangstelling voor de natuur in al haar vormen. In 1919 ging zij aan de landbouwafdeling van de universiteit van Cornell studeren, acht jaar later werd dit afgesloten met een proefschrift. Tijdens haar studie was zij begonnen met het bestuderen van maïschromosomen, en daar houdt ze zich nog steeds mee bezig. Haar werk en haar publikaties in de jaren dertig bezorgden haar een grote reputatie en gezag, met als gevolg dat zij in '39 werd verkozen tot vice-voorzitter van de Genetics Society of America (en zes jaar later tot voorzitter); in 1944 werd ze lid van de National Academy of Sciences. Toen ook begon ze met haar baanbrekende werk over de transpositie (mobiliteit van genen of van stukjes gen) waarvoor zij tenslotte, veertig jaar later, de Nobelprijs kreeg, die maar zelden aan één enkele onderzoeker wordt uitgereikt. Deze wetenschappelijke erkenning kwam pas zo laat, omdat ze haar cytologisch-genetische waarnemingen uitsluitend verrichtte op het terrein van de maïschromosomen en technieken gebruikte die zo geraffineerd en verfijnd waren, dat aanvankelijk niemand haar experimenten kon herhalen. Bovendien ontwikkelde de biologie zich in die tijd op stormachtige wijze in een andere richting. In de jaren veertig ontdekten Avery en medewerkers het DNA als basis van de erfelijkheid (Nobelprijs), in '53 vonden Watson en Crick de DNA-structuur (Nobelprijs) en in 1960, in de zich snel ontwikkelende moleculaire biologie, toonden Monot en Jacob (vijf jaar later samen met Lwoff: Nobelprijs) aan dat de eiwitsynthese in cellen uitgaande van het DNA geregeld werden door een operator- en een regulatorgen, feiten die McClintock al eerder voor de maïs had aangetoond, maar die, buiten de maïsonderzoekers, onopgemerkt waren gebleven. Om begrijpelijk te maken dat deze uitzonderlijke vrouw gedurende lange tijd alleen maar door enkele mensen hoog gewaardeerd werd, en door vrijwel alle andere vakgenoten als moeilijk, onbegrijpelijk, fantastisch, en zelfs als geschift werd beschreven, is het nuttig iets dieper in te gaan op het ontstaan van wetenschappelijke ideeën. De algemeen aanvaarde visie daarop vindt men uitstekend omschreven in het boekje van Ludwik Fleck (een Pools-joodse arts) uit 1935: Entstehung und Entwicklung einer wissenschaftlichen Tatsache, Einführung in die Lehre von Denkstil und Denkcollectiv (heruitgave Suhrkamp, 1980). Kort samengevat komt het in zijn visie tot nieuwe wetenschappelijke ideeën en concepties door gezamenlijke arbeid, en door het in de gemeenschap al aanwezig zijn van stimulerende grondgedachten: het denkcollectief. Op deze regel is Barbara McClintock een volstrekte uitzondering. Zij heeft al haar werk geheel alleen verricht. Aanvankelijk hoopte ze dat een ander maïs voor haar zou telen waarvan zij dan de microscoop-preparaten zou maken, maar ze vond niemand daartoe bereid, zodat ze het altijd zelf heeft moeten doen, achteraf tot haar vreugde want het planten en verzorgen der gewassen bleek haar goed te bevallen. Ook voor het maken van preparaten had zij geen technische hulp en zo maakte zij zich een grote handigheid en verfijning eigen in de kunst van het prepareren. Haar manier van werken vond haar oorsprong in een enigszins ongewone denkwijze, door tegenstanders wel haar ‘mystiek’ genoemd. Ze kreeg op een gegeven moment een gevoel (dus geen gedachte) dat ze ergens misschien iets interessants zou kunnen aantreffen. Ze volgde haar intuïtie en pas daarna kwamen haar gedachten op gang, zocht ze naar verklaringen en sloeg ze aan het theoretiseren. Alles dus geheel alleen en onafhankelijk van algemeen aanvaarde werk- en denkwijzen. Haar erkenning kwam daardoor pas laat: in '78 en '79 twee eredoctoraten (Rockefeller en Harvard) vele ‘awards’ en in '83 de Nobelprijs. Dit boek geeft een uitstekende beschrijving van de ontwikkeling der genetica vanaf de jaren dertig en een goed beeld van het leven en de persoonlijkheid van deze interessante vrouw. De vertaling is goed leesbaar; de juistheid ervan kan ik niet beoordelen, behalve dat ik de Nederlandse titel een beetje merkwaardig vind: heel het organisme, terwijl die oorspronkelijk luidt: A Feeling for the Organism wat ongeveer het levensprincipe van McClintock is. ■ |
|