Wat een nonsens
De Dutch Quarterly Review of Angelo-American Letters (DQR) is een in Nederland door Rodopi uitgegeven tijdschrift waarin Nederlanders schrijven over Engelse en Amerikaanse literatuur. Het bevindt zich in de zestiende jaargang. Nummer 3 van 1986, dat zojuist is verschenen, is geheel gewijd aan nonsens. In zijn ‘Anatomy of nonsense’ probeert Wim Tiggis het genre te omschrijven en hij komt dan onvermijdelijk uit bij de meest representatieve auteurs (Caroll, Lear, Ogden Nash), maar noemt toch ook belangrijke verschillen als men surrealistische of dadaistische teksten ook tot de nonsens zou willen rekenen. Minder bekend terrein bestrijkt Hendrik van Leeuwen in zijn essay over het verband tussen nonsensliteratuur en de tekeningen die er bij gemaakt worden. Er zijn volgens hem drie soorten: tekeningen die niet zonder de tekst kunnen (zoals John Tenniel bij Lewis Carroll), nonsens waarbij tekst en tekeningen onverbrekelijk bij elkaar horen (zoals het werk van Edward Gorey) en nonsens zonder tekst, maar waarbij de tekening een zekere geletterdheid veronderstelt bij de kijker (zoals bij de tekeningen van Saul Steinberg). Steinberg heeft eens in een interview gezegd dat het hem ging om de reis die in het hoofd van de kijker gemaakt wordt van het zien van de tekening naar het begrip. Dat betekent dat de tekening op het eerste gezicht meer is dan hij lijkt en de kijker denkt: goed kijken wil zeggen dat men van een vooroordeel over de tekening wordt ontdaan. Paul Galestin bestuurde de verbale en visuele nonsens in de films van The Marx Brothers. Dat de nonsens van de gebroeders niet weinig in het visuele steekt heeft onder meer te maken met de rol van de stomme Harpo. Het nummer is aardig geillustreerd met vele tekeningen van Lear, Steinberg en Corey. (Rodopi, Keizersgracht 302-304, 1016 EX Amsterdam)