De boekcorner van... Goos Verhoef!
Het kwam zo. We stonden gisteren in de winkel te praten over de inbraak in de Supermarkt van Jonker waar de beveiliging niet is gaan rinkelen omdat ze die van tevoren onklaar hadden gemaakt dat meneer Develing zei van Goos waarom neem je geen hond. Een grote Bouvier is de beste beveiliging. En dat ik toen zei dat je wel hoorde dat ze kluiven bij zich hadden dus dat honden ze ook niet tegen konden houden. Willen ze binnen dan kómen ze binnen. Ja maar Goos een hond is toch ook gezellig zei Corrie van schuin boven die mij altijd wil bemoederen wat ik van haar wel kan hebben. Is waar zei ik maar het is ook een hele zorg erbij. En nu komt het: ik heb als kind een hond gehad. Maar daar is het niet zo best mee afgelopen. Zei ik. Niemand durfde verder vragen. Tot ik 's avonds ineens dacht Goos jij hebt vroeger helemaal geen hond gehad! Terwijl ik 's middags zeker wist dat ik een hond had gehad. Ik stond niet maar wat te verzinnen ik zag die hond duidelijk voor me. Ik schrok er een beetje van. Ben ik nu al aan het aftakelen dacht ik. Hoe kwam ik erbij dat ik een hond had gehad. Ik haalde wat zogenaamd mijn hond was mij nog eens voor de geest. Een wit hondje was het met zwarte vlekken op zijn kop een zwarte vlek opzij en een kort staartje. Leuke hond. Altijd speels om je heen dansen. Weggegooide stokken terugbrengen. Opgerold in zijn mand zag ik hem ook.
En ineens wist ik het. Fik! Ik zag al die tijd Fik voor me. Fik de hond uit misschien wel mijn eerste kinderboek. Ik kreeg alsnog een kop als vuur. Had ik Corrie en meneer Develing verteld dat ik een hond had gehad was het een hond uit een boek. Een papieren hond. En hoezo was het daar niet best mee afgelopen?
Zou dat boek er nog zijn. Ik besloot meteen boven de trap uit te klappen om op de vliering in de verhuisdozen met ouwe troep te gaan zoeken. Mijn vader was erg bewaarderig. Dozen vol oude boekhoudingen natuurlijk maar ook met reclamemateriaal van al lang verdwenen sigaren. En ook emailleborden voor aan de gevel van Willem II en van Van Rossum's Troost. Zouden die veel waard zijn voor verzamelaars? Daar zag ik een doos met de door vader getekende letters GOOS. (Op de winkeldeur hangt nog van hem het bordje OPEN.) Veel kindertekeningen, plakwerkjes, schoolrapporten en verdomd onderop een paar boeken. Twee delen Okkie Pepernoot, Kruimeltje en Fik. Door W.G. van de Hulst. Uitgave van G.F. Callenbach N.V. Nijkerk. Ik ben het meteen gaan lezen en ik schrijf het hele eerste hoofdstuk over dan weet u wat ik bedoel. 1. MIJN BAAS EN IK. Woef! Woef! Ik ben een hond, een ster-ke hond, hoor!... Pas maar op! Als je mijn baas kwaad doet, word ik boos. Dan bijt ik! Woef! Woef! Mijn baas heet Jan, - dik-ke Jan. Hij kan heel hard lo-pen. En als hij een schijf-je worst krijgt, krijg ik óók wat... Lek-ker! Wij zijn héél goe-de vrien-den! Pas maar op, hoor! Als je mijn baas kwaad doet, dan bijt ik! Woef! Woef! Ja, kom eens hier, als je durft... Je durft niet! Woef! Woef!
Daarom vond ik het dus zo'n mooi boek. Het was geschreven vanuit de hond. Je keek door de ogen van de hond naar de mensenwereld. Dat dat kon in een boek. Je kon te weten komen wat een hond dacht. En voor mij persoonlijk was natuurlijk ook belangrijk dat zijn baas Jan dik was. Ik was zelf dik-ke Goos en dat dik-ke Jan heel hard kon lopen sprak mij zeer aan. Hoe verder ik las hoe meer Fik weer ging leven voor mij. Fik begreep niet alles van de mensen. De slager bijvoorbeeld. O, dat was zo'n lek-ke-re winkel, maar de man van die win-kel was erg boos. Hij had een gro-te wit-te schort voor, en een mes in zijn hand. En als je bin-nen kwam, schop-te hij je met zijn har-de laar-zen... Au! Ik roep maar: ‘Woef! Woef! Zo lek-ker, Jan! Zo lek-ker!’
Het boek wordt heel mooi als dik-ke Jan een ernstige ziekte krijgt. Vader, moeder en de dokter lopen met sombere gezichten rond en Fik mag niet bij zijn baasje komen. Ik lig in mijn mand, en ik huil zacht-jes. Ik huil van ver-driet. ‘Jan... Jan... Kom toch uit je bed! Laten we sa-men worst gaan halen.’ Ik huil heel zacht-jes. Jan kan het niet ho-ren. Ar-me Jan! Ar-me Fik!
Daar zal dik-ke Goos ook wel om gehuild hebben. Ik was een sentimenteel ventje en dat ben ik nog. Daarom dacht ik natuurlijk dat het niet goed afliep met mijn hond. Omdat het boek zo droevig wordt. Maar dat blijkt mee te vallen. Dik-ke Jan wordt weer beter en samen met Fik wandelt hij het boek uit. Uit de weg! Woef! Jan is weer be-ter. En nu ben ik niet meer al-leen...
Dat je na vijfendertig jaar denkt dat je een hond hebt gehad dat is wat een boek kan doen. De plaatjes mag ik dan niet vergeten want die waren mooi en kende ik nog allemaal. Misschien is het wel door Fik gekomen dat ik veel lees en dat ik deze Boek corner verzorg. Be-dankt Fik!