Volledigheidsdrang bij het ordenen van het Ritter-archief
De briefwisseling tussen een literair functionaris en het echtpaar Kloos
De oude heer in den haag De briefwisseling dr. P.H. Ritter jr. - Willem en Jeanne Kloos (1916-1949) Archief Ritter I, bezorgd en van aantekeningen voorzien door Jan J. van Herpen, met een nawoord van Harry G.M. Prick Uitgever: Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht/ Hes, f39,50
Atte Jongstra
Na een carrière bij de AVRO-radio is Jan J. van Herpen zich gaan bezighouden met het archief van P.H. Ritter jr. We kennen Ritter vooral door de praatjes die hij over boeken voor de AVRO-microfoon hield; daarnaast was hij redacteur van alle mogelijke tijdschriften. Door de vele functies in redacties, jury's en commissies had hij contacten met vele letterkundigen: zijn archief bevat maar liefst 60.000 brieven en andere stukken. Uit het archief-Ritter heeft Jan van Herpen onder andere de briefwisseling met Slauerhoff gepubliceerd. De eerste vrucht van Van Herpens ordenende arbeid die ik onder ogen kreeg was in Over Multatuli 15. De briefwisseling omtrent een Multatuli-prijsvraag uit 1931 had Van Herpen voor de lezer uitgetypt, achter elkaar gezet en uitputtend van commentaar voorzien. Ritter was jurylid geweest en schreef heel wat heen en weer vóór de hele prijsvraag als een nachtkaars uitging. Voor deze minkukelige episode uit de geschiedenis van het Multatuli-genootschap had Van Herpen niet minder dan 23 bladzijden nodig. Iedere acteur in het stuk kreeg van de samensteller ruimhartig de microfoon voorgehouden. Zo mag bijvoorbeeld Ritter in eigen woorden zeggen dat hij ‘(...) gaarne nog even inzage (zou) hebben van de manuscripten’. En de secretaris van het Multatuligenootschap mag in hoogst persoonlijke termen uitdrukken: ‘(verder) deel ik u uit naam van Prof. Polak mede, dat u de manuscripten tussen 15 en 20 Aug. beslist in uw bezit zult hebben. Prof. gaat morgen met vacantie en is dan in de gelegenheid een en ander te lezen.’
In De oude heer in Den Haag heeft Jan van Herpen de correspondentie tusen P.H. Ritter en het echtpaar Willem en Jeanne Kloos in de jaren 1916-1949 bijeengebracht. Van letterkundige betekenis is Willem Kloos dan al geruime tijd niet meer. De laatste gedichten van enig gehalte schreef hij lang geleden, en hij mag dan hoofdredacteur van De Nieuwe Gids zijn: dat blad is slechts een schaduw van wat het vóór 1895 was. Kloos zetelt in zijn woning in Den Haag en wordt geëerd als de grand old man van de Nederlandse dichtkunst. Onder anderen door P.H. Ritter jr. Deze noemt Kloos bij diens vijfenzeventigste verjaardag ‘Drager van een Legende der literatuur’, en dat compliment moeten we serieus nemen: het is ‘(...) iets hoogers dan een der geniaalste en verdienstelijke schrijvers te zijn van ons land’.
Uit de brieven en documenten in De Oude heer in Den Haag zou een aantal fascinerende artikelen zijn samen te stellen. De grenzeloze verering voor Kloos; de bijna-ondergang van De Nieuwe Gids vlak na de dood van Kloos met een dubieuze redding door de rijke fascist Alfred Haighton; de onderworpen dienstbaarheid van Jeanne Reyneke van Stuwe voor háár grote dichter Willem Kloos. Een fraai voorbeeld van hoe zo'n artikel, gebaseerd op vele brieven en documenten en overvloedig citerend, eruit zou kunnen zien vinden we in het nawoord bij Van Herpens verzameling door Harry G.M. Prick.
Prick ontpopt zich de laatste jaren als een voor- en nawoordschrijver die zich niet verplicht voelt een lofzang te leveren op de uitgave waarin zijn stuk een plaats zal vinden. Bevatte zijn voorwoord in Ten tijde van de Tachtigers (red. P.J.A. Winkels) een ongezouten, zij het speelse recensie op de verder in het boek opgenomen artikelen, het nawoord in De oude heer in Den Haag is onwillekeurig een voorbeeld van hoe je brieven en documenten nog heel anders kunt gebruiken dan Van Herpen doet, door ze ‘op te werken’ tot een prettig leesbaar stuk.
Dr. P.H. Ritter jr.
avro
Van Herpen heeft echter als een nauwkeurige, trouwe boekhouder alle stukjes en beetjes uit het archief-Ritter die Kloos en aanverwanten betreffen, gerangschikt. Hij liet daarbij niets aan het toeval over. Een voorbeeld. De eerste opname die de AVRO van Kloos' stem maakte, wordt door Van Herpen zo beschreven: ‘(Die opname) is in het Historisch Archief van de NOS bewaard gebleven onder de signatuur HA 1404. Men hoort eerst Willem Kloos die een dankwoord van 22 seconden uitspreekt dat, voorgelezen, bijna als gezongen klinkt en dat hij blijkbaar met moeite opbracht. De tekst luidt: ‘Aan allen die mij door hun belangstelling bij mijn 75-ste verjaardag bewezen mij vriendschappelijk genegen te zijn mijn hartelijke dank. Zou het zo goed zijn geweest?’ Waarop Tom Schreurs (hoofd van AVRO's Reportagedienst) antwoordt: “Ik zal alles nog even controleren, meneer.” Hij richt tot Jeanne Kloos en zegt: “Wat een schitterende orchidee is dat.” Jeanne Kloos: “Ja, vindt u dat niet enig?” en, slecht verstaanbaar, tot iemand: “Zet maar gewoon vooraan.”’
In De oude heer in Den Haag vinden we veel briefjes en briefkaarten waarvan de documentaire waarde erg pover is. Wat moet ik in godsnaam beginnen met een briefkaart van de drukker van De Nieuwe Gids aan Ritter met de tekst: ‘Weledelzeergeleerde Heer. In beleefd antwoord op schrijven van 11 dezer deel ik U mede, dat ik U gaarne Vrijdag 15 dezer 5 uur nm., op mijn kantoor wachten zal’? Waarom heeft Van Herpen, als het gaat om een actie van Nieuwe Gids-medewerkers om te voorkomen dat het blad in fascistische handen overgaat, een briefje opgenomen als van Ritter aan initiatiefnemer Gerversman: ‘Hooggeachte Dr. Gerversman, Zaterdagmiddag 9 juli a.s. schikt mij goed, voor de bijeenkomst ten mijnen huize. Met de meeste hoogachting en vriendelijken groet, P.H. Ritter jr.’ Tot overmaat van volledigheid volgen na dit episteltje dan ook nog de toezeggingen van Benno J. Stokvis en Joannes Reddingius. Zij komen ook, schrijven ze. Waarbij Reddingius nog opmerkt dat hij en Gerversman precies op tijd zullen komen. Het schrilste voorbeeld van Jan van Herpens uitvoerigheidsziekte is een telegram van Kloos aan Ritter van 23 september 1935. Van Herpen leidt dit poststuk zo in: ‘Het is onduidelijk waar het volgende telegram een antwoord op is.’ Dan volgt de tekst: ‘Ja, van harte gaarne - Kloos.’
Een van de aardigste anekdotes in De oude heer in Den Haag is afkomsitg van Simon Carmiggelt: ‘Kloos werd bij leven een museumstuk, dat voortdurend gehuldigd en geeredokterd moest worden. Ik herinner me nog zo'n avond. Wat precies de aanleiding vormde staat me niet meer bij, maar hij was in elk geval weer eens feestvarken en zat als een grote in het zwart gestoken pop op de eerste rij. Dr. P.H. Ritter jr. verzorgde de feestrede, want hij was noodlottig handig in dit soort dingen. Ik weet nog hoe hij, in de pauze, bij verslaggevers, onder wie Menno ter Braak, kwam en excuserend zei: “Hij is volkomen gaga. En ik sta toch maar te zwetsen. Ik ben gewoon een letterkundige hoer.”’ Het is een prachtig verhaal, maar Jan van Herpen bederft in ieder geval mijn plezier grondig met het commentaar: ‘Ritter zoals we hem maar zelden tegenkomen. Hoe onverwacht en verrassend ook, hij overdreef toch wel een beetje wat de geestelijke vermogens van Kloos betreft.’
In een aan de pers gestuurde toespraak van de samensteller over de briefwisseling Ritter-Kloos kondigt deze aan dat deel twee van de reeks ‘Archief Ritter’ al ‘in de typografische molen’ zit. Het gaat hier om de briefwisseling van Ritter met Herman de Man. En verder, zo zegt Jan van Herpen: ‘(...) worden epistolaria overwogen met Dirk Coster, Herman Robbers, Frans Mijnssen, Jan Greshoff, Lodewijk van Deyssel, Reinier van Genderen Stort, F.C. Gerretson en Menno ter Braak.’ Ik wens de heer Van Herpen een scherp oog en een strenge hand toe: niet alles is belangrijk.
■