Twijfelachtig, maar verrukkelijk klatergoud
The International Design Year book doet uiterlijk denken aan soortgelijke jaarboeken die al tijden in de wereld van de reclame verschijnen - het idee ervoor is wellicht ook daaraan ontleend: in glossy vierkleurendruk uitgegeven, prestigeus van verschijning, en dus zeer prijzig, gericht aan de vakman en de ingewijde.
Het jaarboek, dat nu voor de tweede keer verschijnt, is volgens de flaptekst een ‘belangrijk jaarlijks overzicht van hedendaags domestiek design in een internationale context’. Ik gebruik in de vertaling maar het quasi-Nederlandse ‘domestiek’, omdat ‘huiselijk’ en ‘huishoudelijk’ voor het Engelse ‘domestic’ de verkeerde suggesties van brave gezelligheid wekken. Design heeft niets met onschuldige kneuterigheid te maken, maar is een serieuze business ‘in een internationale context’. De designer is, evenals de reclameman, een deskundige op het gebied van verkooptechnieken. Het succes van design berust op een welbegrepen spel met menselijke driften en instincten; een esthetica met koopmansgeest, waarbij het vernuft handel drijft met twijfelachtig, maar verrukkelijk klatergoud.
Ondanks een zekere pretentie van een vakpublikatie, laat zich het psychologische effect van het doorbladeren van The International Design Yearbook (Thames and Hudson, 236 p., f110, -, importeur Nilsson & Lamm) niet typeren met de neutrale term ‘overzicht’. De glimmende afbeeldingen verwekken tenminste de dubbelzinnige sensatie, vergelijkbaar met de lectuur van de sinterklaas- en kerstcatalogus van bijvoorbeeld De Bijenkorf: de beschouwing is begerig, maar het verlangen wordt in de donkere feestdagen van december niet bevredigd; er is slechts een eindeloos staren naar verlokkende plaatjes van begerenswaardige dingen.
Er is natuurlijk een porno van dingen. Een afbeelding van appels en peren, groente en vlees kan er smakelijker uitzien dan de eetwaar zelf, zoals elk kookboek bevestigt; duur en bewerkelijk is de reclamefotografie voor auto's, maar hevig is dan ook de indruk op de geest. En met dezelfde pin-uptechniek kun je ook meubels, serviesgoed en elektrische apparaten er begeerlijk laten uitzien. Wanneer je je het bezit van zoveel zaken niet kunt permitteren, dan neem je genoegen met een ersatz, met fonkelende en bevallige plaatjes ervan. Uitgevers als Thames and Hudson hebben dit goed begrepen. Het aanbod van boeken over design is niet meer bij te houden. Het gaat daarbij vaak, zoals in dit geval, om de smakelijke plaatjes; het tekstuele aandeel is verwaarloosbaar, meer een opgehouden decorum.
Design zelf is een ijdel iets. Sommige dingen koop je met een zekere gelatenheid; omdat je ze nu eenmaal nodig hebt. Andere spullen daarentegen zijn aantrekkelijk en de aankoop ervan is een genot op zich zelf. Sommige zaken laten zich cadeau geven, andere zeker niet; omdat je er kennelijk mensen niet blij mee maakt. Een walkman is leuker dan een stofzuiger, een kleurentelevisie aardiger dan een ijskast, en een vulpen is charmanter dan een pedaalemmer. Sommige goederen lijken ‘van nature’ geschikter voor vertoon, pracht en praal dan andere. Dit is geen onderscheid in goed en slecht, mooi en lelijk, maar meer zoals een gedicht iets anders is dan een gebruiksaanwijzing. In de wereld van de spulletjes valt de categorie van aantrekkelijke zaken bijna samen met die van de design.
De Japanse Copy-Jack, zo groot als een handpalm
De fluitketel van Michel Graves
Soms echter vindt een noodzakelijk en vervelend ding bijna stiekem een plekje in het rijk van de design. Een strijkijzer is bijvoorbeeld een saai en onplezierig ding; je treft er dan ook weinig van aan in dit jaarboek (hoewel er ongetwijfeld twintig nieuwe modellen op de markt gekomen zijn). Een plaatje van een klein (reis)strijkijzer is daarentegen wel opgenomen, want dat is weer schattig en aantrekkelijk. Je kunt dit het Beginsel van Verkleining noemen - het dramatisch afwijken van de standaardmaat. Waar mogelijk is hantering van dit principe vaak een succesvolle strategie in warenesthetiek. Zo is ook opgenomen de Black & Decker ‘Kruimeldief’, in het Engels ironisch, maar niet minder kozend ‘Dustbuster’ geheten. Door het innemende formaat wordt stofzuigen nu bijna een publiek genoegen, terwijl je een gewone stofzuiger na gedane zaken uit een soort schaamtegevoel zo gauw mogelijk in de meterkast gooit.
Het meest spectaculaire exempel dat het jaarboek voor '86-'87 te bieden heeft, is echter een kopieerapparaat ter grootte van een handpalm: de Japanse Copy-Jack. Ik heb het genoegen mogen smaken deze ‘Handcopy Machine’ te mogen manipuleren. Het ding heeft het gewicht van een camera, zijn gleufvormig kopieeroog verspreidt een geheimzinnig rood licht, en het werkt ook nog! Een rolletje kopieerpapier is echter niet breder dan een derde van een normaal A4, en aangezien wij papier over de volle breedte van links naar rechts beschrijven, en niet - zoals Japanners - verticaal, heb je er niet bijzonder veel aan. Maar een slicke foto van de Copy-Jack maakt je dromerig over het eventuele bezit ervan.
GHISLAIN KIEFT