Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
The penguin encyclopedia of horror and the supernatural samengesteld door Jack Sullivan met een inleiding van Jacques Barzun Uitgever: Penguin, 512 p., f65,60Ethel PortnoyHoe recenseer je een encyclopedie? Waar begin je? Misschien kun je hem het beste vergelijken met een gelijksoortige encyclopedie. Er bestaan vele overeenkomsten met de Encyclopedia of Science Fiction, die in 1979 door Panther Books is uitgegeven, en die mogelijk de bron tot inspiratie geweest is. Ik heb hem zodra hij uitkwam gekocht, met als gevolg dat ik nu de encyclopedieën bezit van mijn twee meest geliefde soorten ‘fictie-genres’. Op dat andere genre, het detectiveverhaal, ben ik nooit erg dol geweest. Ik lees het alleen graag als het zo smaakvol geschreven is (Conan Doyle) of het leven zo nauwkeurig beschrijft (In Cold Blood) dat het zo dicht mogelijk datgene wat wij literatuur noemen benadert. Maar ik ben om de een of andere reden bereid al mijn eisen te laten vallen als het gaat om ‘science-fiction’ en ‘horror’. Voor deze genres gelden andere wetten, of misschien zou je kunnen zeggen helemaal geen wetten. Alles mag. Zelfs een onhandige manier van schrijven kan ermee door als die gecompenseerd wordt door een ongebreidelde fantasie. Soms overlappen de twee genres elkaar en ontstaan er hybride vormen waarin elementen uit beide genres voorkomen zoals, bijvoorbeeld, in Mary Shelley's boek Frankenstein, of in Ridley Scotts film Alien. (Frankenstein wordt in beide encyclopedieën besproken, terwijl Alien uitgebracht werd vlak nadat de Encyclopedia of Science Fiction ter perse ging: een encyclopedie is maar een momentopname). Maar misschien wordt het tijd om de verschillen tussen de genres onder de loupe te nemen. Science-fiction houdt zich in principe bezig met het leven, of de voortzetting daarvan, zelfs in een andere vorm of op een andere plaats. Het interesseert zich voor de buitenwereld - onze eigen aarde nu of in de toekomst, of andere mogelijke werelden. Het is bezeten van levende wezens: het menselijk wezen en zijn mogelijkheden, andere soorten mogelijke wezens, of zelfs van het pogen andere wezens te creëren. De politiek, de gewoonten of de economie van onze eigen samenlevingen vormen een basis voor reflectie: mogelijke varianten worden onderzocht, of ze worden geëxtrapoleerd tot het uiterste van hun logische conclusies. Er wordt veel gefantaseerd op technologisch gebied. Science-fiction is gebaseerd op kennis of doet in ieder geval moeite om die schijn te wekken. Het is een ‘koud’ genre waarin de rede en het intellect voortdurend druk in de weer zijn. Maar onder dat alles voel je een hunkeren naar Utopia, een streven naar perfectie. Het uiteindelijke doel is schoonheid. Het is duidelijk dat het genre horror en het bovennatuurlijke zich bezighoudt met de Dood en de inbreuk die deze maakt op het leven van de levenden. Het speelt zich af in een wereld die de innerlijke wereld is van het duister, van dromen en nachtmerries, van herinneringen aan dingen van vroeger, van legenden en folklore; het houdt zich meer bezig met het verleden dan met de toekomst. Het is een ‘warm’ genre, gebaseerd op stemmingen en gevoelens. (Esthetische mislukkingen vinden plaats als de schrijver probeert een ‘redelijke’ verklaring te geven voor de vreselijke gebeurtenissen.) Het doel is niet filosofische reflectie te creëren, maar angst, en het genre is bezeten van ziekte, bederf en dood. De geboeidheid door alles wat lelijk is, is alomtegenwoordig. Beide genres zijn uiterst dramatisch en lenen zich voor dramatisch gebruik. In Venetië gingen (zo lezen we in de Penguin Encyclopedia), alleen al tussen 1637 en 1700, 388 opera's in première, om te voldoen aan de behoefte van het publiek aan ‘vluchten van demonen en griezelige geestverschijningen (...) die de vindingrijkheid van de afdeling speciale effecten tot het uiterste op de proef stelden.’ In Parijs floreerde het Grand Guignol-theater zestig jaar lang, tot het in 1962 gesloten werd. Tegenwoordig is één blik op de planken van een videowinkel genoeg om te zien dat de film deze lucratieve markt overgenomen heeft. In de Encyclopedia wordt een aantal klassieke films besproken, waaronder een van mijn eigen favorieten, Dead of Night, waarin de Tijd zelf voorgesteld wordt als een van die continue geluidsbanden in een supermarkt die steeds maar weer dezelfde deuntjes ten gehore brengen, en waarin Michael Redgrave de huiveringwekkende rol van een buikspreker speelt wiens persoonlijkheid wordt overgenomen door zijn pop. Maar er worden ook een heleboel films genoemd die ik nooit gezien heb, en waarvan Deadly Ernest (op Sky Channel) de rechten nooit gekocht heeft. Ik heb ontdekt dat ik over het algemeen het meest houd van het soort films (of toneelstukken) waarin geen druppel bloed vloeit, en mijn eigen verbeelding al het werk moet doen: dat soort produkten heeft veel meer klasse. Het is esthetisch interessant, en zelfs vermakelijk, om te zien hoe goed de grimeur erin geslaagd is het gezicht van Dracula op te maken als het desintegreert en tot stof vergaat, maar ik vind dat het genre zijn meest kunstzinnige vorm bereikt als het niet zijn toevlucht neemt tot koppen die rollen of messen waar het bloed vanaf druipt. Zelfs de Grand Guignol presteerde het een geweldig horror-stuk te produceren waarin niet één ‘effect’ op het toneel voorkomt: Le Télephone (een paar jaar geleden heb ik het door een amateurgezelschap bij Mickery in Amsterdam zien opvoeren. Via een pas geïnstalleerde nieuwe uitvinding, de telefoon, hoort een man alles wat zijn vrouw en kinderen, kilometers verderop, overkomt). | |
ComponistenDe Penguin Encyclopedia behandelt beroemde acteurs, zoals Peter Cushing, Elsa Lanchester en Vincent Price afzonderlijk. Beroemde regisseurs van het genre zoals James Whale, Tod Browning, Roger Corman en Brian de Palma worden ook apart genoemd (maar niet Bunuel, Franju of Feuillade!). Het is een luxueus uitgevoerd boek, op goed papier gedrukt in een grote, duidelijke letter (in tegenstelling tot de Encyclopedia of Science Fiction), en rijkelijk geïllustreerd met foto's uit films of voorbeelden van het werk van grote meesters van de ‘horror’-illustratie, zoals Virgil Finlay, Harry Clarke en Edward Gorey. Er staan lange essay-achtige artikelen in over zeer uiteenlopende onderwerpen als weerwolven, krankzinnige dokters, opera, horror in de architectuur, het verhevene, sensatieblaadjes en strips. Maar in plaats van een algemeen artikel over horror en bovennatuurlijke thema's in de muziek (Berlioz, Schubert, Saint-Saëns), staat het boek vol aparte stukjes over componisten. Om een heel stuk te wijden aan Sjostakovitsj op grond van het feit dat een redacteur zijn muziek ervaart als ‘hui- Vervolg op pagina 4 |
|