Tijdschrift
De belangrijkste boeken die in de oorlog verschenen waren clandestiene uitgaven, dacht ik lange tijd, mij niet realiserend dat er natuurlijk ook een officieel uitgeverscircuit was in de jaren '40-'45. De nieuwe orde en de Nederlandse letterkunde, een onthutsende tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag gaf vorig jaar de aanvullende informatie. Een van de belangrijkste Nederlandse nationaal-socialistische uitgeverijen was De Amsterdamsche Keurkamer, in 1932 opgericht door de dichter-journalist George Kettmann jr., over wie W.S. Huberts in de catalogus bij de tentoonstelling schrijft. Kettmann beijverde zich bijvoorbeeld voor een Nederlandse uitgave van Mein Kampf, waar de uitgeverij in de oorlogsjaren honderdduizend exemplaren van verkocht. In Maatstaf 1986/10 geeft dezelfde Huberts een uitgebreide biografische schets van Kettmann als voorpublikatie van een binnenkort te verschijnen monografie: Schrijver tussen daad en gedachte. Het is een stuk dat je met interesse en een lichte terughoudendheid leest. Kettmann debuteerde in 1918 in Het Getij en publiceerde later in De Vrije Bladen. Marsman noemt Kettmans werk ‘zeer behoorlijk’, het is geen debutantenproza waar zijn uitgever zich voor hoeft te schamen. Kettmanns eerste roman De glanzende draad der goden verscheen in 1928 bij de Wereldbibliotheek. Huberts ziet daar achteraf toch al fascistische trekjes in. Hij noemt daarbij het zich afzetten tegen het intellectualisme en het bepleiten dat de kunstenaar zich in dienst stelt van de gemeenschap. In 1931 werd Kettmann lid van de fascistenbond ‘De Bezem’; als hij daar weer uitgestapt is, treedt hij in 1932 toe tot de NSB. Dan begint hij ook met de uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer naast zijn werk voor het NSB-weekblad Volk en Vaderland. Kettmann vindt veel publikatiemogelijkheden
voor zijn literaire werk in nationaalsocialistische periodieken, waaronder De Nieuwe Gids, maar de Wereldbibliotheek weigert zijn volgende romans; Forum plaatst een ingezonden novelle niet en P.H. Ritter jr. wil hem niet voor de radio hebben. Met de NSB krijgt hij eind 1942 problemen vanwege de Groot-Germaanse gedachte, die hij aanhangt en Mussert verklaart hem vogelvrij. Maar Kettmann blijft schrijven, ook na de oorlog in gevangenschap en als hij van de Ereraad voor de Letterkunde weer mag publiceren veschijnt er vanaf 1955 weer literair werk van hem. L. de Jong noemt de in 1970 overleden schrijver ‘een hoogst onevenwichtige figuur’. Huberts stelt zich relativerender op en wil het oordeel over Kettmanns werk aan de literaire geschiedschrijving overlaten. Verder in Maatstaf gedichten van Sandro Penna, veel te grijs afgedrukte etsen van Peter Yvon de Vries en een speurtocht naar Hermans' drijfveren om te schrijven van Huug Kaleis.
EVA COSSEE