Heller en vogel
Vervolg van pagina 8
dig heeft, omdat Heller en zij geleidelijk aan smoorverliefd op elkaar zijn geworden.
Een van Hellers bezoekers op intensive care is Mel Brooks die ziekenhuizen haat, en dus maar heel even blijft, ook omdat hij zo geschrokken is van zijn toestand dat hij later tegen Speed zegt: ‘Als ik er zo bij lag zou ik mij van kant maken.’ Als Speed dit aan Heller vertelt zegt hij direct: ‘Dan heeft hij niet goed gekeken: ik kan geen mes of revolver gebruiken want mijn handen doen niet mee, ik kan geen pillen of iets anders doorslikken, en ik kan niet naar het raam kruipen om er uit te springen.’ Speed realiseert zich dan dat Heller daar kennelijk toch enige gedachten aan heeft gewijd.
Wie zou denken dat dit verslag over een ernstige ziekte noodzakelijkerwijs vervelend uit moet vallen, vergist zich in hoge mate: het wordt buitengewoon boeiend, snel en amusant verteld, zonder ooit dramatisch of luchthartig te worden, en ruim doorspekt met uitvoerige details over heden en verleden van de vriendengroep, die bijna dagelijks wisselt. Om die reden heb ik dit boek in één adem uitgelezen, ondanks de wat minder interessante maar gelukkig korte stukken over de ziektekosten, en de echtscheidingsprocedure die nogal moeizaam verloopt. Er verschijnen de laatste tijd meer boeken waarin op een persoonlijke manier over ziekte wordt geschreven. Niet alleen Renate Rubinstein, met Nee heb je, maar ook het meesterlijke Hersenschimmen waarin Bernlef het geleidelijk dementeren van zijn romanfiguur gezien door diens eigen ogen op een aangrijpende manier beschrijft; en van de neuroloog Sacks, Een been om op te staan, waarin deze zijn ervaringen beschrijft met een afgescheurde kniespier. Ook daarin wordt het beloop beschreven vanaf het aanvankelijke ongeluk via de operatie en het verblijf in het ziekenhuis en de revalidatie tot volledig herstel, maar men kan zich geen groter contrast voorstellen dan tussen Sacks' en het hier besproken boek. Sacks beschrijft een eenzaam avontuur, bezoek of relaties komen absoluut niet ter sprake, het gaat bijna uitsluitend over zijn persoonlijke ervaringen en belevenissen. Maar toch is ook dat boek een voortdurend genoegen om te lezen.
Al deze lectuur wordt van harte aanbevolen aan artsen, verpleegsters, patiënten en al diegenen die het zijn geweest, of zullen worden.
■