Parijs-Istanboel en vice versa
Sensibele verhalen van Nedim Gürsel
De konijnen van de commandant. Verhalen door Nedim Gürsel Vertaald uit het Turks door Erik Jan Zürcher Uitgever: Meulenhoff, 175 p., f29,50
Jan Siebelink
Nedim Gürsel is een jonge Turkse schrijver, die in ons land bekend werd door Een lange zomer in Istanbul (1984), een bundel verhalen waarin op indrukwekkende wijze de ondergang van een aantal radicale studenten wordt beschreven.
Ik sprak in dat jaar met de schrijver in Parijs. Hij had net een vernederende diensttijd achter de rug in het Turkse leger. Zijn nieuwste boek, de intussen in het Frans vertaalde roman La vie des femmes, dat zich afspeelt in een van de prostitutiewijken van Istanboel, was door de autoreiten wegens aantasting van de goede zeden in beslag genomen. Gürsel had met opzet het proces bijgewoond, bang dat hij anders nooit meer naar Turkije zou mogen terugkeren. Het boek werd ten slotte vrijgegeven, maar de prijs die de auteur daar persoonlijk voor moest betalen was extra militaire dienst, in een afgelegen kamp.
Deze gegevens zijn van belang voor een beter begrip van Gürsels tweede boek dat kort geleden in Nederlandse vertaling verscheen.
De verhalen die Gürsel in De konijnen van de commandant bij elkaar bracht lijken tot twee verschillende categorieën te behoren, want ze zijn onderverdeeld in een deel dat ‘De steppe’ heet (twee verhalen) en een ander deel ‘De steden’ dat de overige veertien verhalen bevat.
Als men de teksten van het tweede deel doorbladert, kan men zich al snel op realistisch terrein wanen. Die verhalen spelen zich af in bekende steden als Parijs, Istanboel, Moskou, New York; op bekende plaatsen als het park Montsouris, de oevers van de Gouden Hoorn, het Poesjkinplein, Brooklyn bridge. De twee verhalen van het eerste deel verplaatsen ons echter onmiddellijk in de enge, anonieme wereld van de kazerne, waar het leven slechts een nachtmerrie kan zijn. Zo staat in het titelverhaal, waarmee het boek opent, een Turkse soldaat, midden in de nacht, alleen voor zijn wachthuisje. Een wit konijn rent plotseling over het exercitieveld. De soldaat vangt het dier, neemt het mee naar zijn wachtpost. Het konijn wekt erotische gevoelens bij de soldaat op; hij drukt het tegen zijn borst en wordt overmand door een heerlijk slaperig gevoel. Als hij plotseling schrikt van een schaduw en achteruit springt, grijpt het konijn zich van angst aan hem vast en slaat zijn nagels, dwars door zijn uniform heen, in het vlees. De wacht schrikt zo dat hij het konijn en zichzelf met zijn bajonet doorsteekt. De aflossing van de wacht treft hen levenloos aan.
Nedim Gürsel
jacques sassier
In het tweede verhaal uit dit eerste deel wordt een jonge soldaat verhoord door een officier, in aanwezigheid van een perfect afgerichte papegaai. Onder de matras van de soldaat zijn notities voor een roman ontdekt; ook is een brief onderschept die de soldaat aan zijn vriendin schreef. De officier trekt de brief onder de poten van de papegaai vandaan en de soldaat moet hem hardop voorlezen, terwijl de officier en de vogel hem strak aankijken. De soldaat begint te lezen: ‘Ik zou je willen vertellen, je willen kunnen vertellen, hoe ik in de schaduw van de tanks, de kanonnen, het luchtdoelgeschut, de raketwerpers, de geweren, de vaandels, de standaarden, de vlaggen, aan je denk, of beter, hoe ik mezelf dwing aan je te denken, terwijl onze lichamen die overdag worden verbrand en geroosterd door de zon en 's nachts rillen van de kou, oefenen tegen een denkbeeldige vijand, hier op deze vlakte, waar we worden geteld en in rijen opgesteld en waar ze ons minuten, dagen, maanden laten staan wachten, terwijl we er op moeten letten dat onze ellebogen, armen, en ogen op één lijn zijn.’ De soldaat wordt ter dood veroordeeld en als hij door twee gewapende wachten wordt weggeleid, schreeuwt de papegaai met schrille stem: ‘Geef acht! Leg aan! Opgelet! Vuur! Vuur! Vuur!’
Maar diezelfde soldaat, of zijn broeder in de misère, komen we ook weer tegen in ‘De kamer van Raskolnikoff’ een verhaal uit de tweede serie. Nu als verteller die zich zijn hartstochtelijke lectuur van Dostojevski's roman Schuld en boete herinnert en zich geleidelijk aan identificeert met de sombere held uit de roman, die in een nauwe kamer zit opgesloten. Hij verbant zich in gedachten naar een even smal kamertje om te genezen van het kazerneleven.
In het verhaal ‘Het park Montsouris’ treffen we een schrijver aan, die 's avonds, alleen op zijn kamer, aan een verhaal werkt, terwijl zijn vrouw in Parijs griezelfilms ziet. In de loop van het verhaal stapt de schrijver letterlijk het decor van een schilderij van Rousseau le Douanier binnen (De Slangenbezweerster) en verliest zich in een afschuwelijk visioen.
Wat wil zeggen dat de verdeling van de verhalen in ‘ongekende surrealistische dromen’ en ‘taferelen uit de werkelijk-