Jo Landheer 1906-1986
Max Nord
Niemand heeft haar dood opgemerkt of er notitie van genomen. Een advertentie in NRC Handelsblad meldde het overlijden 7 oktober op tachtigjarige leeftijd van Johanna Petronella Landheer in Apeldoorn. Zij is de vrijwel in het vergeetboek geraakte dichteres Jo Landheer, wier Verzamelde gedichten in 1941 bij A.A.M. Stols verschenen, nog geen dertig verzen, in 1950 gevolgd door Enkele nieuwe gedichten bij dezelfde uitgever en niet in de handel gebracht. Een tweede, uitgebreide druk van de Verzamelde gedichten dateert van 1954. Eind jaren twintig verscheen haar eerste bundel, Golven (Stols) en daarna nog een, alweer bibliofiele, uitgave van vertaalde poëzie van Walt Whitman. Volgens Aarts' Letterkundige Almanak van verleden jaar was zij woonachtig in Loenen.
Wie en wat Jo Landheer was, is moeilijk te achterhalen. K. Lekkerkerker, verzorger van de literaire nalatenschap van Slauerhoff, die me op de uitgave van Golven en de vertaling van Whitman wees, vertelde ook dat zij intiem bevriend was geweest met Boutens en Slauerhoff. Dat laatste was bekend. De eerste aflevering van 1937 van het tijdschrift voor poëzie Helikon, door Stols in 1931 opgericht en geredigeerd en van 1936 af onder redactie van Jo Landheer, opent met twee nagelaten gedichten van Slauerhoff. Het eerste daarvan, De Brik ‘Erebos’, is opgedragen aan Jo Landheer en zij laat deze twee verzen volgen door In memoriam J. Slauerhoff, Uitvaart en Laatste brief, drie verzen die zij ook in haar Verzamelde gedichten heeft opgenomen. Volgens Lekkerkerker moeten er honderden brieven van Slauerhoff aan haar bij het bombardement van Rotterdam in 1940 verloren zijn gegaan.
Als redactrice van Helikon tot januari 1940, toen Stols de redactie overdroeg aan Ed. Hoornik en het tijdschrift verscheen in de vorm van tien poëziebundels per jaar (die jaargang meteen al de debuten van Lehmann, Aafjes en Vasalis), moet Jo Landheer een hooggewaardeerde en bekende dichteres zijn geweest, maar haar terughouding was zo groot en haar publikatiedrang zo gering dat er vrijwel geen secondaire literatuur over haar leven en dichterschap voorhanden is. Van Vriesland nam in zijn Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen (1900-1940) zes gedichten van haar op, die onweersprekelijk van haar verfijnd, melancholisch dichterschap getuigen; Komrij, die over het algemeen genomen aanzienlijk minder gul is in zijn waardering, koos desondanks vijf gedichten van haar uit voor zijn bestseller-bloemlezing De Nederlandse poëzie van de 19e en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten. Deze vijf zijn niet minder overtuigend. In hun keuze komen Van Vriesland en Komrij in één vers overeen. Het is Dit is het bitterste op aarde..., een vers dat de sfeer waarvan haar werk doortrokken is goed weergeeft, een sfeer van ongestild verlangen en verslagenheid, zeer verwant aan de poëzie van J.C. Bloem. Ik citeer het:
Dit is het bitterste op aarde: 't leed,
Dat we onze doden deden bij hun leven.
In slapeloze nachten keert het weer
Jo Landheer in de jaren dertig
letterkundig museum
En dof aansuizend op de nachtwind beven
Krenkende woorden, achteloos gezegd,
En tedere, die ongesproken bleven.
De jaargangen van Helikon die zij redigeerde zijn van hoog niveau. We vinden er poëzie in van Frans Bastiaanse, Boutens, Bloem, Jan Prins, Victor E. van Vriesland, Hendrik de Vries en Albert Helman samen met Jac. van Hattum, Jacob Hiegentlich, Han G. Hoekstra, Ed. Hoornik, Em. van Loggem (vertalingen van Langston Hughes), A. Marja, Willem de Mérode en Adriaan Morriën. Van Vestdijk ook, van Truus Gerhardt en van Maarten Vrolijk (de latere minister). De bundel Voorwaardelijke wijs van Eric van der Steen en een bundel Rilke-vertalingen van Gerard den Brabander. Stols zette Helikon ook in 1941 door (nummer 11 was De grijze dashond van E. du Perron) en begon in hetzelfde jaar de Atlantis-serie, waarvan nummer 10 in 1943 (Droomvaart door Nine van der Schaaf) alweer het laatste was. En in 1946 startte hij weer met Helikon waarvan nummer 40 in 1947 (Michel van der Plas: Dance for you) het definitieve einde was.
Zo'n tijdschrift hebben we niet meer en evenmin een redactrice als Jo Landheer. Misschien is de tijd gekomen om haar, eventueel opnieuw aangevulde, verzamelde gedichten weer te herdrukken. Haar tedere woorden, die wel degelijk gesproken want geschreven werden, mogen niet tot de bloemlezingen beperkt worden.
■