De wraak van Caitlin
Het relaas van de ene alcoholist over de andere
Life with Dylan Thomas door Caitlin Thomas en George Tremlett Uitgever: Secker & Warburg, 212 p. Importeur: Nilsson & Lamm, f50,90
Martin Koomen
Dit boek is het gezamenlijke voortbrengsel van een dichtersweduwe, een bandrecorder en een roddeljournalist - een onheilspellende combinatie. De weduwe is die van Dylan Thomas, de dichter uit Wales die sinds zijn overlijden in 1953 het onderwerp van ten minste zes biografieën is geweest. Caitlin Thomas, geboren Macnamara, heeft al wel eerder getracht om aan haar reactie op Dylans dood vorm te geven in een literaire structuur (Leftover Life to Kill, uit 1957), maar het resultaat was niet zozeer informatief als wel opgeschroefd, om niet te zeggen overspannen. In de inleiding tot dit nieuwe werk leest men dat het leven van Caitlin na de dood van haar man een beeld te zien geeft van jarenlange alcoholverslaving, langdurige verblijven in inrichtingen, depressies en verscheidene pogingen tot zelfmoord.
Uit diezelfde inleiding - geschreven door Caitlins co-auteur George Tremlett - kan men de werkwijze vernemen die tot het nieuwe boek heeft geleid. Tremlett nam in drie weken tijds vijftig uren aan interviews met Caitlin Thomas op. Overgebracht op papier bleek dit een tekst van 250.000 woorden op te leveren, waaruit Tremlett vervolgens ongeveer een derde deel selecteerde voor publikatie. Caitlin hechtte, na de vrucht van deze arbeid te hebben gelezen, er haar zegen aan. Maar wat moet nu de ‘gewone lezer’ ermee?
Waarschijnlijk zal hij of zij moeten beginnen met de vaststelling dat de rol van ‘schrijversweduwe’ tóch al gauw netelige kanten heeft, dus hoeveel te meer zal dit niet het geval zijn als het Dylan Thomas betreft, wiens legendarische drankzucht zowat gelijke tred houdt met zijn reputatie als dichter. Maar al te gemakkelijk treft de levenspartner van een overleden schrijver het verwijt van te véél loyaliteit aan de gestorvene (Vestdijk, Achterberg). Het moet maar direct gezegd dat dit wel het allerlaatste verwijt is dat wie dan ook mevrouw Thomas ooit zal maken. Het beeld dat zij van haar echtvriend schildert is niet mals. ‘Ik wist toen wel dat een flink stuk van Dylans leven een komedie was (an act) en ik besefte (...) dat hij, onder al die charme, een schurk was,’ heet het onomwonden op blz. 144. Dit nadat Caitlin uit brieven die de dichter in een jasje had laten zitten, had ontdekt dat hij haar tijdens een van zijn voordrachtentournees door de Verenigde Staten ontrouw was geweest. Komedie en tragedie spinnen garen uit een en dezelfde onverslijtbare stof.
Overigens werd Caitlin wel vaker met de sporen van zulke affaires geconfronteerd. Ze nam wraak door zelf haar toevlucht tot minnaars te nemen, zoals ook haar alcoholische escapades spoorden met die van haar ontembare bard. Dit laatste was trouwens van het vroegste begin af het geval. De eerste ontmoeting van het duo had zich voltrokken in een Londens café, waar Dylan zijn nummer van ‘klein verdwaald jongetje’ opvoerde door onverhoeds zijn hoofd in haar schoot te leggen. ‘Hij was zo aandoenlijk,’ aldus Caitlin, ‘en zo lief.’ Haar latere vonnis over Dylan zou dus anders luiden.
Overigens zijn ook de meeste andere oordelen die zij in dit boek over personen velt, zeer kritisch tot afwijzend. De dichter W.B. Yeats (die Caitlin, als geboren Anglo-Ierse, in haar jeugd had ontmoet) wordt ‘verschrikkelijk pretentieus’ genoemd (zijn poëzie heet trouwens ‘nonsens’). De schilder Augustus John was ‘een vreselijk vervelende klier’. De historicus A.J.P. Taylor gedroeg zich ‘afschuwelijk: heel koppig en krenterig’; diens vrouw wordt neergezet als ‘weer een van die vrouwelijke would-be intellectuelen’.