David Bowie
Vervolg van pagina 17
tevens zelden verrassend en af en toe zelfs dilettanterig; alles is ‘astonishing’, ‘fabulous’ en ‘hypnotic’ - maar dat is de liefhebbers reeds bekend.
Zowel het werk van Jerry Hopkins als dat van Peter en Leni Gillman konden mijn toets aangaande het signaleren van Bowies kortstondige voorliefde voor het fascisme wél ruimschoots doorstaan. Beide biografieën geven hiervan een volledig en zakelijk verslag, waarbij het echtpaar Gillman in hun Alias David Bowie ook ingaat op diens schuldbetuigingen nadien, gedaan zowel in songteksten (onder andere in het liedje It's no game) alsook in interviews. Verrassend is dat zij verderop in hun boek deze boetedoening niet voetstoots aanvaarden want, dat moge duidelijk zijn, David Bowie beweert wel meer dingen, om deze later weer met klem te ontkrachten, waarbij het in het ongewisse blijft of nu de bewering dan wel de ontkenning ervan op waarheid berust. Het beste voorbeeld hiervan is zijn houding tegenover zijn seksuele geaardheid. In het begin van zijn loopbaan, ten tijde van de androgyne Ziggy Stardust, zat Bowie als het ware te wachten op de gelegenheid om journalisten op de hoogte te brengen van zijn biseksualiteit, een voor die tijd baanbrekende ontboezeming. En sindsdien heeft hij nooit enige twijfel over zijn tweeledige interesse laten bestaan, een houding waarin zijn toenmalige echtgenote, Angie, hem van harte steunde. De jaren tachtig luidde Bowie echter in met te zeggen dat zijn grootste fout en leugen is geweest het onthullen van zijn liefde voor mannen, en vanaf dat ogenblik zijn zijn teksten, videoclips en optredens verstoken van iedere denkbare verwijzing naar biseksualiteit, sterker nog, het haast maniakaal heterogedrag plus zijn no-nonsense-muziek van de laatste jaren bracht een Amerikaanse homokrant ertoe de oude voorvechter van seksueel liberalisme uit te roepen tot de meest homofobe ster van het jaar 1985.