De meester van het rookgordijn
De ongenaakbare David Bowie, vier biografieën
Stardust. The Life and Times of David Bowie door Tony Zanetta en Henry Edwards Uitgever: Michael Joseph, 340 p. Importeur: Nilsson & Lamm, f60,20
David Bowie. Theater of Music door Robert Matthew-Walker Uitgever: The Kensall Press, 198 p. Importeur: Van Ditmar, f29,80
David Bowie door Jerry Hopkins Vertaling: Hugo Kuipers Uitgever: De Kern, 240 p., f29,90
Alias David Bowie door Peter en Leni Gillman Uitgever: Hodder & Stoughton, 511 p. Importeur: Nilsson & Lamm, f73,55
Joost Zwagerman
Hét popidool van heden ten dage is afkomstig uit de Verenigde Staten en noemt zich Prince, en het bijzondere aan hem is dat hij werkelijk iedereen die geïnteresseerd is in popmuziek voor zich heeft weten te winnen, van de massa krijsende schoolkinderen tot en met de avantgardistisch georiënteerde specialisten. Zoiets komt niet al te vaak voor en dwingt wat mij betreft een zekere mate van respect af, ofschoon er vooral in de Britse muziekpers stemmen opgaan die hier anders over denken. Terecht wordt vastgesteld dat het succesvolle imago van Prince nu juist bestaat bij de gratie van de wendbaarheid, de ongrijpbaarheid ervan, en, zo voegt een aantal Britse journalisten hieraan toe, dit paradoxale uitgangspunt om de absolute top te bereiken is verre van origineel want geheel en al afgekeken van die zo mogelijk nóg ongrijpbaarder (en onaanraakbaarder) popgrootheid, David Jones, beter bekend als David Bowie. Wel, het zal zeker zo zijn dat Prince de carrière van David Bowie goed heeft bestudeerd maar het is moeilijk om hem van diefstal of plagiaat te beschuldigen als de bestolene zélf er nooit een geheim van heeft gemaakt dat diens succes voor een groot deel is gebaseerd op trefzekere annexatie van andermans ideeën of uitingen. De loopbaan van David Bowie heeft zich altijd gekenmerkt door op het juiste moment de juiste muziek te presenteren, en diefstal is hem daarbij altijd goed van pas gekomen, zó goed dat Mick Jagger, gevraagd naar diens vriendschap met Bowie, zich eens liet ontvallen: ‘Never wear a pair of new shoes in front of him!’
Bowie in 1985, gefotografeerd door Anton Corbijn
Maar of zijn muzikale en uiterlijke manoeuvres door de jaren heen nu origineel dan wel afgekeken zijn, het resultaat is dat David Bowies invloed op de popmuziek zó allesomvattend is dat haast ieder idool, iedere muzikale richting schatplichtig is aan zijn werk. Eind jaren zeventig was de tegenstelling tussen punk en disco op zijn grootst, maar bij het noemen van Bowies naam vervloog de controverse want met liedjes als Fame en Golden years had hij twee van de vroegste discosingles gemaakt, terwijl Bowie over de zanger van de punkgroep Sex Pistols met evenveel recht kon beweren: ‘When Ziggy Stardust (een van Bowies alter ego's - JZ) was out of favour and lost his money, he adopted a son, Johnny Rotten.’ Een meer recent voorbeeld is het androgyn te noemen uiterlijk van artiesten als Michael Jackson, Annie Lennox en Boy George; vooral de laatste twee refereren met hun verschijning aan twee uiterst androgyne schaduwgedaanten van Bowie, namelijk Aladdin Sane en, opnieuw, Ziggy Stardust. Maar ook generatiegenoten als John Lennon, Mick Jagger en Elton John staken hun interesse in hem nooit onder stoelen of banken, en van buiten de popmuziek mocht Bowie zich verheugen in de belangstelling van bij voorbeeld Allen Ginsberg, Elizabeth Taylor, Andy Warhol, William Burroughs en Salvador Dali, waarbij de popmusicus zélf behalve door de drie laatstgenoemden zegt beïnvloed en geïnspireerd te zijn door leven en werk van uiteenlopende figuren als Christopher Isherwood, Oscar Wilde, Jean Genet, Yokio Mishima, travestie-artiest Romy Haag en cineast Fritz Lang. Voeg daarbij nog het Tibetaans boeddhisme, het Japanse nô- en kaboekitheater en de Amerikaanse science-fiction-films, en het resultaat is een even bizar als onontwarbaar domein van invloedssferen, waarbij het rookgordijn nog eens wordt versterkt door allerlei elkaar tegensprekende uitlatingen, in songteksten dan wel in interviews.
David Bowie op het eind van zijn Ziggy Stardust-fase
Materiaal te over dus voor biografen,
[vervolg op pagina 17]