Tijdschrift
Jan. G. Elburg, bekend als COBRAdichter, exposeert nu met beeldend werk in het Letterkundig Museum in Den Haag. Hij vormde samen met Gerrit Kouwenaar, Lucebert en een aantal schilders de Experimentele Groep Holland die in 1948 opging in de internationale kunstbeweging COBRA. In 1951 werden gedichten van hem opgenomen in de bloemlezing Atonaal waar de beweging van Vijftig zich mee presenteerde. Elburg publiceerde poëzie tot aan 1975, ook verscheen er proza van hem. Pas nu treedt hij voor het daglicht met zijn gouaches en tekeningen. Veel mensen zullen niet weten dat de dichter Elburg dertig jaar lang docent ruimtelijke vormgeving aan de Rietveld Academie in Amsterdam was, iets dat hij aan Hans Renders vertelt in het interview met hem dat in SIC 1986/3 staat afgedrukt. Ook neemt SIC een achttal van Elburgs tekeningen op. Het gesprek met Renders springt een beetje van de hak op de tak: politiek, verwantschap, de Vijftigers, het surrealisme, het existentialisme en de beeldende kunst komen door elkaar aan de orde. Op enkele plaatsen wijst Elburg de interviewer, die geleerd uit de hoek wil komen, op een grappige manier terecht. Het is in ieder geval een authentiek gesprek dat door zijn babbeltoon gezellig afsteekt tegen het keurig geredigeerde interview van Erik Slagter met Elburg dat in het informatieblad bij de tentoonstelling is afgedrukt. Elburg zegt met zoveel woorden dat COBRA minder een beweging was van dichters dan van schilders. Er waren zeker twaalf schilders, maar er waren maar drie dichters. Elburg heeft zich daarom toen volledig op het dichten gestort, ook Lucebert had een periode waarin hij alleen verzen schreef. Beide dichters exploreren nu weer hun dubbeltalent. In het boekje Vroeger komt later dat pas is verschenen, zijn de beide kanten van Elburgs kunstenaarschap ruimschoots vertegenwoordigd. SIC publiceert verder een mooi fragment uit
Jeroen Brouwers' boek De zondvloed. Het verhaal speelt zich af in Balikpapan in 1947. De laatste foto daar genomen (ook afgebeeld in SIC) toont Jeroen Brouwers die tussen de duikplank en het water van een zwembad zweeft. Op een volgende foto van Brouwers draagt hij een winterjasje en staat in de sneeuw in Den Bosch. Het verhaal is een mengeling van de ervaringen in het laatste Indië-jaar vanuit het perspectief van het zevenjarige jongetje en van de reflecties daarop vanuit het standpunt van de oudere schrijver. Op sommige plaatsen in het verhaal levert dat wat fricties op. De zevenjarige lijkt dan wat erg wijs voor zijn leeftijd. Ed Schilders diept in SIC weer een verdronken dichter op, dit keer is dat Shelley. En Charles Vergeer geeft weer een fraai staaltje van literair-historisch speurwerk naar aanleiding van een paar oude foto's uit de nalatenschap van Arthur van Schendel. Een vergeten verloofde van de schrijver diept Vergeer op uit het verleden.
EVA COSSEE