Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Ad FransenVan Charles Dickens is bekend dat hij een wandrek vol nepboeken had, dummy's, leeg, onbedrukt papier, met een fraai omslag en een elegante rug en voorzien van klinkende en imponerende titels, die hij zelf of een naaste vriend van hem verzon. Dickens fantaseerlust op het gebied van titels voor boeken die nooit verschenen zijn, herinnert aan het onuitputtelijke arsenaal van boektitels die Gerard Reve tot zijn beschikking heeft. Reve, de gulheid zelve, doet er in zijn brieven aan kunstbroeder Simon C. Het Lieve Leven zomaar een aantal cadeau; ‘Als we het afspreken, is de titel die je wilt hebben voor jou, zonder moeite of kosten, & gebruik ik hem niet: Klein Gebrek Geen Bezwaar; Mag Ik In Je?; Eén of Twee Schepjes Suiker?; Neem De Minnaar Van Je Zoon; Iedereen Is (Ook) Zo; Natuurlijk Is Naakt; Een Mens Zijn Lust; Goed Dat Er Polietsie Is; Werkvolk Steelt; Veel Groente & Weinig Aardappelen Dat Eet Voor Een Man Niet Zo Lekker; Ajax-Feijenoord Gelijk Spel 1-1; Jongens Van Beiderlei Kunne. Maar Zelf Kamperen krijg je niet. Dat houd ik in ieder geval zelf.’ Bij mijn weten is Simon Carmiggelt nooit ingegaan op dit royale aanbod en heeft Reve de titel Klein Gebrek Geen Bezwaar intussen zelf gebruikt voor een binnenkort te verschijnen bloemlezing bij uitgeverij Veen. Een titel, die niet in het bovenstaande rijtje voorkomt en die Reve wel zijn hele leven lang voor zichzelf zal houden is Het Boek Van Het Violet En Dood, een boek waarvan Reve voor het eerst gewag maakte in Nader tot U (1966) en dat na lang stilzwijgen bij de verschijning van Moeder en Zoon in 1980 opeens weer opdook. Toen bleek dat Moeder en Zoon aanvankelijk onder de titel Het Boek Van Het Violet En De Dood had moeten worden uitgebracht. Maar wederom werd het lang en geduldig smachten onder de Revianen naar dit allesomvattende boek niet beloond. Tijdens een heilige mis in Halstead viel Reve namelijk de titel Moeder en Zoon in. Elsevier Manteau, de uitgever, was op het allerlaatste ogenblik bereid die titel te accepteren. ‘H.B.V.H.V. En D.D. is eigenlijk de mythiese titel van een boek, dat men nooit schrijft,’ schreef Reve. Jaren eerder had hij al eens in een interview gezegd: ‘Dat Boek, dat moet God maar voltooien als-ie tijd heeft en z'n kop ernaar staat.’ Het mag dan misschien niet Gods wil zijn, maar al is Het Boek Van Het Violet En De Dood nooit verschenen er bestaat wel degelijk, een dummy van, die - zoals dat bij dummy's vaak het geval is - in een oplage van ongeveer tien als reismodel heeft gediend voor vertegenwoordigers, die een paar maal per jaar de boekhandels afgaan om de nieuw te verschijnen boekenwaar aan te prijzen. Een specimen van deze Reve-dummy ligt nu tussen zo'n ongeveer honderdvijftig andere pseudo-boeken tentoongesteld op de expositie Nooit (zo) verschenen in de Universtiteitsbibliotheek van Amsterdam. Het is maar een kleine greep uit de mand vol ongeboren en misgeboren vruchten, die het boek in de voornamelijke literaire uitgevers-wereld heeft opgeleverd. Initiatiefnemers Ernst Braches, directeur van de Universiteitsbibliotheek, en Reinold Kuipers, uitgever in ruste, schreven ongeveer een jaar geleden alle uitgevers aan om bijdragen te leveren voor deze tentoonstelling. Voorzover deze uitgeverijen zich in hun almaar ideeën barende schoot wilden laten kijken hebben zij de nodige miskramen afgestaan. Boeken die na verschijning vanwege de inhoud het slachtoffer werden van de censuur horen daar nadrukkelijk niet bij. Het gaat zoals Reinold Kuipers in zijn openingswoord van de tentoonstelling zei om ‘dummy's en een enkel werkje dat, ofschoon voltooid, door een grillig lot het licht niet eerder heeft gezien.’ Om de misschien wat onsmakelijke, maar wel toepasselijke en makkelijke metafoor even voort te zetten: wat kan de reden zijn dat een boek, of een idee voor een boek, dat al gematerialiseerd is in een dummy, vroegtijdig geaborteerd wordt? Gaan we terug naar Reve dan kan een foute titelkeùze een overweging zijn. Waar het om de verkoop of ontvangst van een boek gaat is het altijd oppassen geblazen bij een titel van een boek. Als het gros van de boekhandelaren struikelt over een titel, reken dan maar dat de uitgever eens een hartig woordje gaat praten met de betreffende auteur of vertaler. En het moet worden toegegeven, op de tentoonstelling ligt een dummy van E.L. Doctorow uitgestald onder de titel Levens der dichters. Een vreselijke titel als je bedenkt wat het later is geworden: Het leven der dichters, die klinkt! Biesheuvels verhalenbloemlezing De wereld moet beter worden, heette eerst, getuige een geëxposeerde dummy, Regen, een nietszeggende titel voor wie niet bekend is met Biesheuvels verhalen. Er liggen in de vitrines van de Universiteitsbibliotheek ook dummy's waar je als het om de titel gaat eerst even goed naar moet kijken, voordat het verschil je opvalt. Sal Santen is er aanwezig met Poste Restante Rood. Bij de Bezige Bij vergat men bij het aanmaken van de dummy de e achter Poste. Daarmee komen we terecht bij de categorie blunders, waartoe ook de dummy van Marcel Koopman's dichtbundel Op het nachtslot behoort. De ontwerper maakte hiervoor een omslag waarop het schilderij Die Nacht van Jawlensky negentig graden verkeerd om afgebeeld staat. Dummy!, lijkt me in dit geval een heel toepasselijk scheldwoord. Voorbarigheid en niet waar te maken pretenties spelen soms ook mee bij een foute titelkeuze. Zo weten we uit de kolommen van Tamar in dit weekblad, dat het vorig jaar verschenen magnum opus van Karel van het Reve, Geschiedenis van de Russische literatuur, eerst gedrukt is onder de titel De Geschiedenis van de Russische literatuur. Tamar beweerde dat zij een van de weinige bezitters was van De geschiedenis, hetgeen kan kloppen want zo werd het boek ook door uitgever Geert van Oorschot vol trots aangekondigd in zijn jubileumaanbieding. Karel van het Reve's overigens knappe geschiedenisboek ligt niet op de tentoonstelling (waarom niet?). Wel ligt daar van hetzelfde uitgevershuis de oorspronkelijke vorm van De achtertuin van Nederland, een aantal gebundelde opstellen over buitenlandse politiek. Aanvankelijk had dit havikenboek van M.C. Brands, H.F. Cohen, J.L. Heldring en andere bezorgde consorten Hoe de wereld in elkaar zit moeten heten. En de ondertitel van deze dummy beloofde nog meer niet waar te maken klappen: Gangbare misverstanden over de internationale politiek. Zo valt er af en toe ook echt iets te lachen op deze tentoonstelling. Dat lachen gaat meteen over in een huilbui bij het zien van twee bijna identieke uitgaves van Carmiggelt Speciaal, uitgegeven door Het Parool. Het verschil zit hem hierin, dat Het Parool in de eerste editie wat al te prematuur vermeldde dat Carmiggelt de P.C. Hooftprijs had gewonnen. Dat ging (nog) niet door, zodat een duizendvoudige oplage met deze mededeling de papiervernietiger in moest. Afhankelijk van de machtspositie is het vaak de auteur, die een flinke vinger in de pap heeft bij de uiteindelijke beslissing hoe een omslag er uit zal zien. Zo had Hermans geen vrede met het kleurrijke en karikaturale groepsportret van een aantal hoogleraren, dat Wout van Vliet maakte voor het omslag van Onder Professoren. Het boek kreeg uiteindelijk een veel soberder uiterlijk mee van Leendert Stofbergen: een zwart fond met de auteursnaam en titel in zilverkleurige letters. Harry Mulisch keurde een omslag af van een herdruk van Chantage op het Leven. De foto met grafzerken had naar zijn eigen zeggen niks met het verhaal te maken: ‘Als het nou allemaal over de dood gegaan was, maar die grafstenen waren er een beetje met de haren bijgesleept.’ Chantage op het leven is op de tentoonstelling ingedeeld in de categorie nooit zó verschenen, er ligt echter van Mulisch ook nog een dummy van een boek dat nóóit verschenen is en wel De ontdekking van Moskou. Benieuwd naar wat er nu ooit geworden is van deze titel, antwoordt Mulisch desgevraagd: ‘Het is een boek waaraan ik ooit begonnen ben in 1963. Toen heeft er in De Gids ook nog een verhaal gestaan onder die titel. Ik heb er jarenlang aan gewerkt en dan weer eens een jaar niet, maar het is nooit afgekomen. Later zijn er wel stukken van in andere boeken terecht gekomen. Bijvoorbeeld de novelle Paralipomena Orphica en ook is De Aanslag er uit voortgekomen. Dat was aanvankelijk een ondergeschikt verhaaltje, maar het liep totaal uit de hand. Ik heb het er toen uitgesneden en uitgewerkt tot een roman. Dus zonder De ontdekking van Moskou zou De Aanslag er nooit geweest zijn. Maar er ligt nog steeds een hele stapel voor De ontdekking van Moskou. God weet krijg ik op een dag de geest en maak ik het toch af. Ik heb destijds wel beloofd dat het af zou komen. Een uitgever gelooft dat en maakt dan een dummy. Achteraf kwam het er toch niet van. Zo vreselijk is dat niet, want zoveel kost een dummy nou ook weer niet. Nee, een uitgever begrijpt dat best wel.’ Een dummy laten aanmaken kost toch nog altijd tussen de duizend en tweeduizend gulden, maar in het geval van topauteurs zal een uitgeverij met zo'n bedrag weinig moeite hebben. Anders is het natuurlijk met de verborgen financiële en pijnlijke werkelijkheid achter deze lege showmodellen. Een schrijver heeft een klinkende titel, belooft een schitterend nog in zijn hoofd zittend boek en eist alvast een flink voorschot. Van het boek wordt verder nooit meer iets vernomen. Wat dat betreft is ‘de kokette bandiet’ (met dank aan Thomas Rap) Heere Heeresma met maar twee dummy's slecht vertegenwoordigd op deze tentoonstelling. Zonder voorschot ging Hans van Straten in de jaren zestig aan de slag voor de NVSH. Onder de ambitieuze titel Sex in paperbacks schreef hij een paar hoofdstukken voor een boek waarin een overzicht geschetst zou worden van de toenemende seksuele vrijheid in de moderne Nederlandse literatuur. Zeg maar van Alie Smedings De Zondaar (1927) tot en met Ik Jan Cremer (1964). Een tijdrovende klus dus en daar kwam Van Straten ook al snel achter: ‘Bij de NVSH was men zo enthousiast over het plan, dat men maar alvast een dummy liet maken. Maar ik heb me een beetje verkeken op dat karwei, ik had daarnaast nog een druk
Vervolg op pagina 13 |
|