Onvoltooid dus ongedeerd
De sandwich bevestigt Van der Heijdens bekroningen
De sandwich: een requiem door A.F.Th. van der Heijden Uitgever: Querido, 158 p., gebonden f37,50, ingenaaid f27,50
Frans de Rover
Wie tekst en uitleg wil over de werkwijze - de poëtica - van de schrijver die in één week met twee belangrijke literaire prijzen (de F. Bordewijkprijs en de Multatuliprijs) onderscheiden werd: A.F.Th. van der Heijden, kan zich op zijn wenken bediend voelen door de publikatie van De sandwich: een requiem. Van der Heijden demonstreert hier in letterlijke, beter: literatuurlijke zin zijn opvattingen over de werking van het geheugen en de herinnering, over het zoeken naar de verloren tijd, over de creatie van ‘geschiedenis’ kortom.
Van der Heijdens gestaag groeiende oeuvre toont een belangwekkende ontwikkeling waar het de relatie schrijver - werk betreft. Voor de stilistisch en thematisch exuberante, ook bij actuele herlezing nog altijd imponerende verhalenbundel Een gondel in de Herengracht (1978) en voor de gelaagde roman De draaideur (1979) ‘verschool’ hij zich achter de zogenaamd zuidelijke, half-Italiaanse, half-Nederlandse Patrizio Canaponi. Onder zijn eigen naam publiceerde Van der Heijden de eerste twee delen van de trilogie ‘De tandeloze tijd’: Vallende ouders (1983) en het nu bekroonde De gevarendriehoek (1985), voorafgegaan door een proloog, De slag om de Blauwbrug (1983). Wederom was er sprake van ‘het zuiden’, maar nu het zuiden van Nederland - de Brabantse geboortegrond van Van der Heijdens alter ego: Albert Egberts. Met De sandwich lijkt het onderscheid tussen auteur en hoofdpersonage zelfs geheel verdwenen; in zijn ‘verantwoording’ merkt Van der Heijden op dat alle personages gefingeerde namen dragen ‘behalve de auteur’. Adriën van der Heijden legt in (voor zijn doen) kort bestek zijn manier van werken uit, als het ware aan de hand van een voorbeeld: de dood van een vroegere vriendin en vriend in respectievelijk februari 1979 en juli 1981.
De dood is een overheersend motief in het boek, zonder dat Van der Heijden overigens bezwijkt voor de verleiding een loodzware symboliek te gebruiken; met betrekking tot zijn stijl houdt de schrijver zich aan zijn woord: ‘Het dagelijks leven kent zo'n wildgroei van symboliek, dat een romanschrijver die incidenteel de werkelijkheid als model neemt meer werkkracht besteedt aan het verdelgen van schadelijke dan aan het planten van vruchtbare symboliek.’ Ook inhoudelijk is het boek strak gestructureerd: het is de zoektocht naar een herinneringsbeeld waarin beide doden, Karine Palinckx en Frank Rastering, tegelijk voorkomen. ‘Wat verwachtte ik van zo'n beeld of voorval dat ze allebei omvademde? Troost? Voor Karine en Frank? Voor mezelf? Of was mijn gegrasduin in het geheugen niets anders dan een soort nagekomen rouwdienst, omdat ik niet bij hun begrafenissen aanwezig had kunnen zijn?’ ‘Adriën beseft dat het (zoeken naar het) beeld nog meer betekent, dat het zelf weer een symbool is: het ordenen van de levensfeiten van de overledenen betekent zoveel als het voltooien van een roman. Het is het scheppen van een hiernamaals voor de doden: ze krijgen immers ‘geschiedenis’.
A.F.Th. van der Heijden door Peter Vos
Op die wijze is Van der Heijden bezig met zijn magnum opus ‘De tandeloze tijd’ zijn leven te ‘herscheppen’, zichzelf geschiedenis te geven. Met alle bewondering die ik heb voor Kellendonks Mystiek lichaam, waarin hij ‘voortleven’ in de geschiedenis alleen in biologische termen mogelijk acht, vind ik Van der Heijdens ideeën over mens en geschiedenis ‘vruchtbaarder’. Ze verklaren zijn gedrevenheid bij het schrijven, het niets en niemand ontziende minutieuze boekstaven van momenten en voorvallen uit het verleden. Literatuur casu quo schrijven is voor hem de enige mogelijkheid greep te krijgen op de chaos.