Tijdschrift
België is verder weg dan het lijkt, bedacht ik na lezing van het Nieuw Wereldtijdschrift 1986-3. Het NWT (met een gemengd Belgisch-Nederlandse redactie) wil cultuur en literatuur uit beide landen uitdragen en afgezien daarvan staan er ook altijd uit het buitenland afkomstige en vertaalde teksten in - een blad zonder grenzen dus, zoals de naam al belooft. Maar in België gaat het er anders aan toe dan in Nederland en die verschillen zijn groter dan je zou vermoeden uitgaande van de gemeenschappelijke taal. De dichter Benno Barnard, zelf ook redacteur (het is mooi dat de redactie relatief veel in zijn eigen blad schrijft - dat geeft het een zeker elan), vraagt zich eerst af hoe het komt dat er in Vlaanderen zo veel en vooral zulke slechte dichters zijn - er bestaat geen kritiek, geen begeleiding en geen toetssteen - en wijdt dan een beschouwing aan Luuk Gruwez, een van die weinige in zijn ogen wél getalenteerde dichters, aan wie desondanks de Nederlandse critici schouderophalend voorbijgaan. Het ligt niet aan de grammatica of aan een hier en daar buitenissig woordgebruik. Het is dat onbenoembare iets wat buitenlands klinkt: ook al is de wijze van uitdrukken volstrekt correct en toelaatbaar, geen enkele Nederlander zou zichzelf ooit zo uitdrukken. Het blijft een verkleedpartij. ‘De taal is gans het volk’ en Vlamingen hebben geen eigen taal, concludeert Barnard met spijt. Gevechten tussen schrijvers en de bureaucratie in de vorm van een correspondentie zijn altijd leuk om te lezen, maar de briefwisseling tussen Tom Lanoye en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap/Administratie voor Kunst en Toerisme over een subsidie voor een van zijn optredens, aangeduid als ‘de affaire Hotsy-Totsy’ is helemaal vermakelijk, omdat er de meest krankzinnige regelingen, procedures én omzeilingen daarvan in figureren. Deze kwestie betrof een somma van (omgerekend) ongeveer f6, -. In andere
brieven gaat het om hogere bedragen, maar hoe het ook zij: in vergelijking met België is Nederland een land met paradijselijke subsidies en honoraria voor schrijvers en free-lance artiesten. Ook heel wonderlijk is het verhaal over het leven van de Vlaamse sjansonjee KoR van der Gooten, een soort ridder van de droevige figuur, die slechte teksten schreef, niet kon zingen en vijftien jaar bezig was met het maken van mislukkende come-backs na een korte succesperiode als zinger van het betere lied. Een man met de potentie van een cultfiguur en zelfs dat heeft hij tragisch genoeg niet kunnen bereiken. Van het Nederlandse front een fijnzinnig verhaal van Willem van Toorn over liefde op een dichterscongres in een communistisch land. Congressen zijn broeiplaatsen voor plotseling opkomende liefdes en het hier beschreven voorbeeld is even subtiel als weemoedig.
BR