Success-story
May-ling, de tweede zuster werd, als echtgenote van Tsjiang Kai-sjek, een van de beroemdste en invloedrijkste vrouwen van de twintigste eeuw. Ze was een stralend voorbeeld voor twee generaties Amerikanen, die haar bij hun opinion polls telkens weer in de ranglijst van de tien populairste vrouwen plaatsten. Dertig jaar lang verkeerde ze met presidenten en kabinetsleden in de Verenigde Staten en beïnvloedde daar menige beslissing.
De derde zuster, Ching-ling, bleef al even trouw aan de idealen van háár echtgenoot, dr. Sun Yat-sen, die in 1911 de Chinese keizers na ruim tweeduizend jaar van hun troon wist te gooien. Ching-ling bleef in China ook toen het daar Volksrepubliek werd. Ze bracht het uiteindelijk tot vice-president in het rijk van Mao Zedong. Populair bij de Amerikanen is ze vanzelfsprekend nooit geweest.
De Soongs zijn, in sympathie of antipathie zonder twijfel een fascinerende familie. De Amerikaanse Azië-kenner Sterling Seagrave schrijft in de inleiding van zijn boek The Soong Dynasty dat hij jarenlang met het volgen van hun sporen bezig is geweest. Zijn dikke biografie rijgt in de Amerikaanse stijl van deze tijd, honderden feiten en anekdoten aaneen zonder al te veel beschouwende opsmuk. Het Amerikaanse publiek smulde ervan en in een paar maanden werd het boek een bestseller. Daar zijn wel verklaringen voor te vinden. Vooral de geschiedenis van de glamoureuze May-ling is er één die nauw verweven is met niet al te fraaie episodes uit de geschiedenis van de VS rond de Tweede Wereldoorlog. Alle drie de zusjes hebben in Amerika op school gezeten, en pasten de Amerikaanse gedragsregels met veel succes toe op hun latere leven in het exotische China. De Amerikaanse media hebben de zusjes tot afgoden gemaakt. Maar de belangrijkste aantrekkingskracht van het boek is waarschijnlijk dat het een all-American success story is. Vader Soong heeft het geschopt van armoedzaaier tot multimiljonair en hij heeft zijn dochters uitgehuwelijkt op de manier waarop de elite van Washington dat al honderden jaren doet. De Soongs bestaan voor een niet gering deel uit mythe. De mythe begint al met hun naam: ze heetten eigenlijk geen Soong. Op het tropische eiland Hainan in de Zuidchinese Zee woonde halverwege de vorige eeuw een bevolking van kooplieden en smokkelaars. Voor de vasteland-Chinees is Hainan altijd een verschrikkingsoord geweest, en verbanning erheen betekende een van de strengste straffen. In de kustdorpjes van Hainan overleefden degenen die het grote China waren ontvlucht vanwege honger, pest of politieke vervolging. Vooral onder de laatste dynastie, die van de Mandsjoeveroveraars, waren er veel mensen bijgekomen. Geheime genootschappen die tegen de regering machteloze plannen beraamden tierden er welig.
Een van die smokkelfamilies was die van Han. Net negen werd zoontje Han met een oom meegestuurd om een en ander te gaan halen op Java. De jongen zou, onverwacht, de eerste tien jaar niet meer terugkomen. Op reis kreeg hij een ander aanbod, meevaren naar Amerika. Daar probeerde hij werk te vinden of naar school te gaan, zonder succes. Hij werd verstekeling op een schip van de kustvaart, maar werd ontdekt door kapitein Gabrielson, een actief christen en lid van een strenge methodisten-kerk. Toen hij de jongen naar zijn naam vroeg, antwoordde die, als beleefd Chinees ventje, met zijn dubbele voornaam: Chiao-shun. Voor de kapitein was dit duidelijk genoeg. ‘Charlie Soong’ was, veertien jaar oud, ter wereld gekomen.
Chinese jochies van zijn leeftijd bevolkten met duizenden de theehuizen, waren koelie of knechtje en leidden een slavenbestaan. Maar kapitein Gabrielson had een verheven doel voor ogen met zijn door God toegeworpen pupil. Hij bracht hem onder bij Julian Carr, snel opkomend kapitalist in North Carolina. Charlie leerde vlug, verwierf in de paar maanden de kennis van elementaire taal en rekenen die andere schoolkinderen een decennium had gekost, en ging in opleiding voor zendeling. Met negentien jaar werd Charlie op missie gestuurd naar zijn land van herkomst. Zijn eerste salaris was $15 in de maand. De plaatselijke bevolking vond hem een fenomeen. Dit was nu eens een missionaris van hun eigen soort, die ook de modder van het Chinese dorp tussen zijn tenen droeg.
H.H. Kung, Ai-ling en Tsjiang Kai-sjek
Toen kwam Charlies doorbraak. Factor één daarin was zijn huwelijk met de dochter van een rijke familie. Factor twee was zijn zakeninstinct. In China werden bijbels verkocht voor drie dollar het stuk, een astronomisch bedrag voor een boer of arbeider. Het goedkoopste Nieuwe Testament kostte nog altijd één dollar. Charlie Soong ging bijbels drukken voor een paar cent. Factor drie was echter de belangrijkste: hij werd opgenomen in verschillende geheime genootschappen.
Zijn eerste genootschap was de Rode Bende. De kleur had toen nog niets te maken met de communisten, maar stond voor de vorige dynastie van de Mandsjoe. Charlie ging hun krantjes drukken, later ook die van andere genootschappen. Hij werd bij de Rode Bende geïnitieerd door een eed van trouw, gezworen met wierookstokjes tussen de handen en een bentgenoot die een zwaard op zijn rug richtte. Was er van de kant van de bende enige twijfel over de loyaliteit, dan zou dat zwaard ter plekke de pezen doorklieven zodat je nooit meer je armen zou kunnen heffen.
De geheime genootschappen bleven nauw verbonden met het verdere leven van Charlie, en daarmee met de geschiedenis van China. Er waren er honderden in China en onder Chinezen overzee - de laatste zijn er nog steeds. Sommige waren elitaire groepen van zakenlieden, studenten en politieke activisten. Anderen, zoals het Genootschap van Ouderen en Broeders, verenigden arme mensen en zetten complete ondergrondse economieën op. Uit die groep kwamen de communistische guerrillero's van Mao te voorschijn. Weer anderen teerden op buitenlandershaat, zoals de in het Westen beruchte Boksers die in 1900 honderden missionarissen en duizenden christenen vermoordden. Zo'n 53 miljoen Chinezen zouden lid zijn van een of ander genootschap. De meest vooraanstaande was de Triade. Daarvan werd Charlie ook lid. En hij ontmoette er dr. Sun Yat-sen, een gefrustreerd medisch student. Door die ontmoeting veranderde Charlies rustige leven van handelsman-missionaris in dat van revolutionair.
T.V. Soong
Sun Yat-sen wilde een opstand van de geheime genootschappen. Zijn eerste poging, in 1895, faalde jammerlijk. Sun ging naar Europa en de VS om met de genootschappen daar verdere plannen te smeden. Ook daar volgde blunder op mislukking. Maar Sun buitte zijn blunders uit, hij haalde er de publiciteit mee en kreeg Charlie Soong geheel in zijn ban. Die schakelde op zijn beurt Amerikaanse vrienden in om Sun's revolutie te helpen financieren. De beschermer uit zijn kindertijd, Julian Carr, was inmiddels een van de rijkste mensen van de Verenigde Staten geworden. Bovendien was Carr een politieke weldoener. Nog maar korte tijd eerder had hij binnen een paar maanden honderdduizend dollar uitgegeven voor de Spaans-Amerikaanse oorlog. Ook dr. Sun mocht daarom op geld reke-