Het verhaal van de man van de Rijksdagbrand
De dadendrang van Rinus van der Lubbe
Rinus van der Lubbe 1909-1934 door Martin Schouten Uitgever: De Bezige Bij, 263 p., f27,50
Chris van der Heijden
Toegegeven. Het is een fascinerend verhaal en het feit dat mensen van velerlei richting zich er al meer dan vijftig jaar lang mee bezighouden, bewijst dat ook: de Rijksdagbrand ofwel het levensverhaal van de jongen die daar de hand in had. De feiten kunnen snel nog eens verteld worden. Begin februari 1933 - Hitler was pas enkele dagen aan de macht - wandelde Rinus van der Lubbe van Leiden naar Berlijn. Een jongen van vierentwintig met een groot, wat plomp lijf en een grote dadendrang. Bij de politie stond hij bekend als ‘oproerkraaier’. In Berlijn liep Rinus een tijdje doelloos rond, teleurgesteld over de daadloosheid van links. Hij nam zich voor iets te doen en stichtte een aantal brandjes. Ook dat haalde weinig uit. Daarna besloot hij het groots aan te pakken: op maandag 27 februari klom hij de Rijksdag binnen, enkele uren later stond het gebouw in lichterlaaie. Rinus werd gearresteerd. Deze brand was voor de nazi's een welkome aanleiding om schoon schip te maken; nog diezelfde nacht beleefde Duitsland zijn eerste grootschalige razzia onder het nieuwe regime.
Van der Lubbe in de celwagen die hen heen en weer bracht van de gevangenis naar het gerechtsgebouw
wolfgang weber
In september begon het proces tegen Van der Lubbe en vier andere communisten die van medeplichtigheid verdacht werden. De hoofdverdachte die als een geknakte varen over zijn stoel hing, nam alle schuld op zich, ook al weigerde iemand te geloven dat hij - die zwijgende halve gare - dat grote gebouw in zijn eentje aangestoken had. Maar tegen (de) anderen kon geen enkel bewijs gevonden worden. Ze werden vrijgesproken. Eind december werd Van der Lubbe ter dood veroordeeld, 10 januari 1934 geëxecuteerd.
Ondertussen was ook links, zwaar gehavend door de razzia's en het Exil, niet stil blijven zitten. In het Bruinboek en in een tegenproces dat eveneens in september gehouden werd, ‘bewees’ men dat Van der Lubbe een werktuig van de nazi's geweest was. Via homoseksuele kringen was hij met hen in contact gekomen. Nederlandse vrienden namen het voor hem op en publiceerden een boekje waarin zij het verhaal van Rinus ontzenuwden (Roodboek).
Na de oorlog bestonden er over de Rijksdagbrand nog altijd de drie theorieën die in 1933-1934 door genoemde personen en groepen geopperd waren: Van der Lubbe heeft het alleen gedaan (dat geloofde bijna niemand); Van der Lubbe handelde in opdracht van de communisten (die theorie was met de nederlaag van de nazi's op de achtergrond geraakt); Van der Lubbe was een handlanger van de fascisten of - zoals in Kruisgang der jeugd van Jef Last staat - door hen gebruikt.
Van der Lubbe en zijn tolk tijdens het proces
In het begin van de jaren zestig verrichtte Frits Tobias een uitgebreid onderzoek naar de brand. Zijn conclusie was duidelijk: Van der Lubbe had het alleen gedaan. Sindsdien zijn er over de man en de brand nog een aantal boeken verschenen. In bijna alle (ik ken er één waarin dat niet het geval is) wordt de these van Tobias aanvaard. Zo ook in het portret dat Martin Schouten onlangs publiceerde. Niet alleen wat dit betreft maar ook in zijn beschrijving van het leven van Van der Lubbe en de gebeurtenissen in 1933 vertelt Schouten niets nieuws. Wie bijvoorbeeld de vijftien pagina's kent die Loe de Jong in Het Koninkrijk aan Van der Lubbe en de Rijksdagbrand besteedt, zal door dit boek nauwelijks diepgaander geïnformeerd worden. En wie Der Brandstifter van Horst Karasek gelezen heeft (Schouten citeert het boek in zijn bibliografie) zal over het leven van Van der Lubbe zelfs beduidend minder informatie krijgen. Misschien wel mooiere beschrijvingen, hier en daar zeker meer ‘inleving’ maar minder informatie. En de ‘werken’ van Rinus van der Lubbe die Schouten als tweede deel in zijn boek afdrukt? Het (overigens fascinerende) psychiatrisch rapport dat het besluit? Ze zijn genoegzaam bekend en werden al vaker uitgegeven. Waarom dan toch dit boek gepubliceerd? Ik aarzel. Aan de ene kant lijkt het me overbodig. Produkt van een persoonlijke fascinatie die misschien beter persoonlijk had kunnen blijven. Maar aan de andere kant valt er ook wel veel te zeggen voor een afzonderlijk historisch verhaal over Van der Lubbe in het Nederlands en dan zeker als het met zoveel verve geschreven is. Naast twee romans (die van Jef Last en De getatoeëerde Lorelei van Jaap Harten) was er tenslotte niets over hem te verkrijgen. En dat is een gemis want - laten we eerlijk zijn - deze in de laatste maanden van zijn leven verdwaasde jongen bezat een fanatisme en een helderheid die het
gros van onze ouders en grootouders beslist niet eigen was. Maar mij persoonlijk zou het liever geweest zijn als Schouten van zijn verhaal een filmscript gemaakt had. Daarvoor is het tenslotte meer dan geschikt.
■