Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenAan uitgeverij Meulenhoff was reeds toestemming gevraagd voor een licentie-uitgave van Frans Kellendonks Mystiek Lichaam, als gebonden uitgave in ECI's serie Schrijvers van nu, toen ECI zich schielijk uit de overeenkomst terugtrok. Het vermoeden dat die plotselinge ommezwaai te maken heeft met het controversiële karakter van het boek wordt bevestigd door Gerrit van Buuren van ECI. Dat er iets misging wijt hij aan de incompleetheid van de jury in de vakantieperiode. Daardoor kwam de commissie (vier man sterk) die ECI's kwartaalkeuze van moderne Nederlandse schrijvers maakt, ditmaal niet bijeen, en werd de zaak telefonisch afgehandeld. Dat lukte wel met Tom van Deel en Maarten 't Hart, die sterk voor Kellendonks nieuwste roman geporteerd waren, en ook met jurylid Fernand Auwera, wiens eerste keus dat niet was maar die zich er niet tegen verklaarde. Het ging mis toen het vierde jurylid niet opnam, waardoor dat jurylid pas later op de hoogte werd gesteld van de reeds genomen beslissing. Het betrof Aad Nuis, die in zijn recensie van Mystiek lichaam in de Volkskrant het boek ‘weerzinwekkende onzin’ en ‘antisemitisch’ had genoemd, en zich niet bij de keuze wilde neerleggen. ‘In de discussie of de opvattingen van de hoofdpersoon die van de schrijver zijn, mengen wij ons maar niet,’ zegt Van Buuren. ‘Wel vinden wij dat ieder van de juryleden zich moet kunnen vinden in de keuze. We hebben de beslissing daarom teruggedraaid, maar we zoeken naar een elegante oplossing. We kunnen bijvoorbeeld Kellendonks boek in ons gewone uitgeefprogramma opnemen, daarover heeft de jury niets in te brengen.’
mystiek lichaam
Het treft dat in het Slauerhoff-jaar 1986 - Jan Jacob Slauerhoff stierf op 5 oktober 1936 - de Westduitse uitgeverij Klett-Cotta besloten heeft om Das verbotene Reich uit te geven. Het zal de eerste maal zijn dat Slauerhoff in het Duits verschijnt; van diens proza verscheen slechts in het Frans een universitaire uitgave van Schuim en asch, in het Indonesisch De opstand van Guadalajara, en in het Servisch Het verboden rijk. Slauerhoff-fan en literair agent Henk Prins bracht het boek aan bij directeur Michael Klett, nadat gebleken was dat een Duitse vertaling reeds lang voorhanden was: die van Albert Vigoleis Thelen, een vertaling die de in Berlijn wonende vertaler Nederlands-Duits Martin Lehmann samen met Thelen (nu drieëntachtig) up to date bracht. Prof. J.J. Oversteegen, nu hoogleraar moderne letterkunde in Utrecht, herinnert zich als voormalig directeur van de Stichting voor Vertalingen dat Thelen zijn vertaling in 1937 of 1938 gemaakt moet hebben. Thelens vriendschap met Marsman bracht hem in contact met Slauerhoff en met Ter Braak van wie hij Het carnaval der burgers vertaalde. Thelen heeft na de oorlog vergeefs geprobeerd om zijn vertalingen bij een Duitse uitgeverij onder te brengen. De buitenlandse appreciatie van Slauerhoff is tot nu toe altijd gering geweest, zegt Oversteegen: ‘Het element van de negentiende-eeuwse poète maudit in hem was modern voor Nederland, maar maakte hem in het buitenland passé.’
Zuid-Afrika blijkt in sommige gevallen de entree te zijn waarlangs Nederlandse auteurs toegang hebben tot de wereldmarkt. Een voorbeeld is André Brinks vertaling van W.F. Hermans' Nooit meer slapen, waarvoor Penguin belangstelling heeft. Een tweede voorbeeld is de vertaling die J.M. Coetzee maakte van Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants. Die vertaling verscheen in 1975 in The Library of Netherlandic Literature, een hardcover-editie in een beperkte oplage van 1000, bedoeld voor universiteiten. Uitgeverij Quartet in Londen gaat A Posthumous Confession nu uitgeven als paperback, in een oplage van 7000. ‘Als je zoveel exemplaren drukt, betekent dat dat je veel vertrouwen hebt in het boek,’ zegt redacteur Stephen Pickles, die Emants opneemt in zijn serie van vertaalde twinligste-eeuwse literatuur, waarin ook Pirandello, Stig Dagerman en Rilke zijn opgenomen. Aan Coetzee is gevraagd om een inleiding te schrijven. ‘Emants boek is weliswaar uit 1899, maar het boek is marvellous,’ vindt Pickles, die de verfilming ervan al voor zich ziet. Quartet heeft ook plannen met andere Nederlandse schrijvers. Op de nominatie staan Vestdijks De koperen tuin (The Garden Where The Brass Band Plays) en A. Alberts, De eilanden.
Schrijvers, amateur of prof, kunnen met een kort verhaal (maximaal 2400 woorden) nog tot 25 augustus meedingen naar de Priemprijs, die georganiseerd wordt door uitgeverij Priem en drukkerij Stampij in Amersfoort. De prijs bestaat uit een geldbedrag van f500, -, een plastiek, en publikatie in een bundel van de vijftien beste ingezonden verhalen die ‘huiskamer-uitgever’ Nico Denhoorn (Eindweg 4, 3829 AH Hooglanderveen) gaat uitgeven. Het thema is ‘kleur bekennen’, wat tot verbazing van Denhoorn door de inzenders (tot nu toe vijfenveertig) níét politiek wordt opgevat, maar als ‘keuzes maken in je leven en je relaties’. ‘Het is de nadrukkelijke bedoeling om de juryleden elk jaar te zoeken buiten het gevestigde literaire wereldje,’ schreef Denhoorn in zijn persbericht. Dat moet ik zien als ‘een stekeligheidje’, maar na enig aandringen blijkt dat het geloof aan een gesloten, gevestigde literaire wereld voor Denhoorn een hoogst serieuze kwestie is. ‘Ik heb wel honderdtwintig telefoontjes gekregen van aspirant-schrijvers die vertellen hoe onhebbelijk ze behandeld zijn door uitgevers. De onzekerheid bij de mensen die willen schrijven is groot, evenals hun ontzag voor uitgevers. Maar manuscripten worden zonder toelichting teruggestuurd, en aan de telefoon worden ze afgescheept. Ze krijgen nooit te horen wat er niet aan hun werk deugt.’ Denhoorn (39), die nu nog een uitkering heeft maar vast van plan is om zijn uitgeverij loonvormend te maken, wil het heel anders doen. ‘We gaan een feest geven voor alle inzenders, zodat men ziet dat uitgevers ook maar gewone mannetjes zijn, en de mensen die manuscripten inzenden krijgen aandacht voor hun werk. Als mijn organisatie financieel en soepel zou lopen maar ik zou daardoor die aandacht voor mensen niet meer kunnen geven, dan hou ik er subiet mee op.’
Uit Olga Krijtová's Tsjechische vertaling van Harry Mulisch' De aanslag (Atentat, Nakladatelství Svoboda, Praag 1986) is een kleine passage verdwenen over de liquidatie (in 1952) van de Tsjechische secretaris-generaal van de Communistische Partij, Rudolf Slánský. Slánský komt even ter sprake als twee oud-leden van de illegaliteit de mogelijk verschuldigde dankbaarheid jegens Russen en Amerikanen bespreken. In dat gesprek ontbreken in de vertaling de volgende zinnen: ‘Als jij in vijfenveertig je zin had gekregen, was je niet geroyeerd uit de partij, zoals nu, maar dan was je tegen de muur gezet. Zeker in jouw positie. Net als Slánský, ik zat toen in Praag. Dat je nog leeft, heb je te danken aan het Militair Gezag.’ Harry Mulisch hoort op van de verdwijning, maar reageert er met licht schouderophalen op: ‘Wat kan ik er aan doen?’ Joost de Wit, als directeur van de Stichting voor Vertalingen, zegt afgeleerd te hebben om zich er druk over te maken: ‘Ach, het is natuurlijk censuur, maar als je al toevallig ziet dat het gebeurt en er wat van zegt, dan noemen ze het editen. Je onderneemt er weinig tegen. In Amerika schrappen ze in vertalingen ook wat ze niet duidelijk vinden. Moet ik dan speciaal verontwaardigd worden als het in Oost-Europa gebeurt?’ |
|