Aardig zijn voor Papa
Burroughs' verwerking van het Wilhelm Tell-ongeluk
Queer door William Burroughs Uitgever: Picador, 122 p. Importeur: Van Ditmar, f41,60
Hans Bouman
Het is september 1951. William Burroughs, heroïneverslaafde, en zijn vrouw Joan Vollmer, speed freak, bezoeken een feestje. Joan nodigt de toekomstige schrijver uit tot een Wilhelm Tell-act. Ze plaatst een appel op haar hoofd en Burroughs, zeer vertrouwd met geweren, schiet. De appel blijft gaaf en Joan wordt begraven. En Burroughs? Die schrijft na het verslag van zijn verslaving Junky (1953), de roman Queer die drieëndertig jaar ongepubliceerd zal blijven.
Queer wordt door Burroughs beschouwd als het directe gevolg van de ongelukkige dood van zijn vrouw, een gebeurtenis die hem in een levenslange strijd manoeuvreerde, waar hij zich slechts een weg uit kan schrijven. Toch wordt deze gebeurtenis in het boek nauwlettend vermeden. De hoofdpersoon is Burroughs' alter ego William Lee, een heroïnegebruiker die net off junk is, en hevig aan onthoudingsverschijnselen lijdt. Eén ervan is, zoals Burroughs in zijn inleiding verklaart, een geweldige toename van de seksuele driften. Object van deze driften wordt een jongeman, genaamd Eugene Allerton, die uiteindelijk een keer op Lees avances ingaat. Maar Allerton is geen homoseksueel, hooguit iemand die de herenliefde voor de afwisseling bedrijft, en al snel wordt hun verstandhouding er een van de begerige oudere, tot allerlei concessies bereide man en de eigenzinnige jongeling die hem zo af en toe ‘zijn zin’ geeft. Overigens zoekt Lee bij Allerton meer dan alleen seksuele bevrediging, zoals Burroughs aangeeft door de terloopse beschrijving van een andere, wel zuiver seksuele escapade.
Lees onthoudingsverschijnselen manifesteren zich niet alleen onder de gordel. Een andere uitingsvorm zijn de lange monologen die hij in de bars van Mexico City ten gehore brengt: picareske verhalen over schaakspelers, de ‘Texas Oilman’, Corn Hole Gus, en wat niet al. In feite zijn zowel Lees vertellingen als zijn avances aan het adres van Allerton manifestaties van hetzelfde. Hij zoekt waar hij in zijn gebruikelijke, door heroïne verdoofde toestand geen behoefte aan had: een gehoor, een klankbord, contact.
Als we op ongeveer één derde van het verhaal zijn aangeland, brengt Lee voor het eerst Yage ter sprake. Yage is een plant die zou voorkomen in het Amazonegebied, een stof bevat die telepathische gaven versterkt en langs die weg de mogelijkheid biedt anderen je wil op te leggen. De Russen - wie anders - maken al volop gebruik van deze mogelijkheid. Zoals te verwachten duurt het niet lang of Lee stelt Allerton voor af te reizen naar Zuid-Amerika, en samen op zoek te gaan naar de geheimzinnige plant. Lee betaalt alles, op voorwaarde dat Allerton ‘aardig is voor Papa, laten we zeggen tweemaal per week’. Na enige aarzeling gaat Allerton akkoord, en krijgen we het verslag van een weinig doelmatige, door ziekte en tegenslag gekenmerkte speurtocht. De reis eindigt tenslotte in het huisje van ene doctor Cotter, in Ecuador, een man die meer zou weten van de Yage-plant, maar die hen niet kan (of naar alle waarschijnlijkheid niet wil) helpen. Dan volgt er plotseling een epiloog - Lee is terug in Mexico City - en is het boek afgelopen.
Voor de weinig harmonische compositie van het boek is een simpele verklaring te geven: Queer is een onvoltooid manuscript, al laten zowel flaptekst als inleiding de lezer daarover in het ongewisse. Wat de inleiding wel in overvloedige mate te bieden heeft is achtergrondinformatie over de totstandkoming van het boek, en aanwijzingen hoe de lezer bepaalde passages dient te interpreteren. Hoe informatief ook, beide aspecten van de inleiding wekken irritatie op. Om maar met het laatste te beginnen: op literatuurlijstlezers na wil toch geen mens voorgekauwd krijgen hoe hij een boek moet lezen?
William Burroughs
kate simon
Mijn andere bezwaar is misschien meer persoonlijk van aard. Het is bekend dat Burroughs een enthousiast hanteerder is van de cut-up techniek, waarbij hij willekeurige teksten achter elkaar plakt die in tweede instantie toch een bepaalde, onbewust aangebrachte orde (zouden) vertonen. Het is ook bekend dat hij woorden als virussen beschouwt, paranoia ziet als een vorm van dieper inzicht, en een grote belangstelling koestert voor het metafysische. Dat hij, in een naar mijn smaak onzinnige maar alleszins ingenieuze redenering, de dood van zijn vrouw verklaart uit het feit dat hij in 1939 besmet raakte door een hiërogryfisch virus, en deze zaak vervolgens relateert aan een cut-up die hij later in Parijs maakte is tot daaraan toe, al komt het wel pijnlijk dicht in de buurt van het ontkennen van een eigen verantwoordelijkheid. Maar dat Burroughs zich min of meer als het eigenlijke slachtoffer van het Wilhelm Tell-ongeluk presenteert lijkt mij op zijn zachtst gezegd weinig smaakvol.
Zoals wel vaker het geval is met inleidingen kan men die van Queer het best na de roman zelf lezen. Burroughs' proza is, ook in onvoltooide vorm, krachtig genoeg om op eigen benen te staan.
■