Toeschouwers en outsiders
Wolfgang Koeppens Romaans café
Romaans café door Wolfgang Koeppen Vertaling en nawoord: Wim Platvoet Uitgever: Thoth, 131 p., f 24,50
Wil Rouleaux
Wolfgang Koeppen
isolde ohlbaum
Ongeveer tien jaar geleden las ik voor het eerst iets van Wolfgang Koeppen. Tijdens de literatuurcolleges die ik in die tijd volgde had ik een leraar enthousiast over hem horen spreken. Bovendien verschenen er in die dagen, naar aanleiding van Koeppens zeventigste verjaardag, diverse artikelen over hem in de Duitse kranten. Die artikelen, die ik heb bewaard en voor deze gelegenheid nog eens heb doorgenomen, laten twee dingen duidelijk zien. Ten eerste: Wolfgang Koeppen wordt door veel critici als een der belangrijkste naoorlogse Duitse schrijvers beschouwd, als iemand van het kaliber Böll, Grass en Frisch. En ten tweede: Koeppens literaire rang staat in geen, enkele verhouding tot zijn geringe bekendheid en de lage oplagecijfers van zijn boeken - iets wat overigens tien jaar later nog steeds opgeld doet, want ook nu nog geldt deze schrijver zelfs onder literatoren als een onmiskenbare Geheimtip.
Tauben im Gras, zo heette de roman die ik me destijds aanschafte, en die door iedereen als zijn meesterwerk wordt beschouwd. In deze experimentele grote stadsroman in de traditie van Döblin en Dos Passos beschrijft Koeppen één dag uit het leven van zo'n dertig qua milieu en herkomst sterk verschillende personages, die allemaal in het door de Amerikanen bezette München van kort na de Tweede Wereldoorlog leven. Behalve enkele meesterlijke scènes (zoals de monoloog van een masturberende vrouw) staat me nog duidelijk het sombere wereldbeeld voor de geest die uit deze roman spreekt, alsmede trouwens de zelfs voor Duitse begrippen opvallende humorloosheid. Koeppens Tauben im Gras, verschenen in 1951, dankt zijn literaire faam vooral aan de vernuftige wijze waarop associaties en montagetechnieken worden gebruikt, en daarmee toonde de schrijver zich nog voor Max Frisch, wiens befaamde Stiller pas drie jaar later verscheen, en ver voor Uwe Johnson een vernieuwer van het naoorlogse Duitse proza.
Onlangs heb ik de kennismaking met Koeppen hernieuwd. In de bundel Romaans café, oorspronkelijk verschenen in 1972 en nu door Wim Platvoet met merkbare zorg vertaald, staan elf verhalen die zijn geschreven in de periode tussen 1936 en 1971. Verhalen is eigenlijk niet het juiste woord, want het betreft hier eerder lyrische schetsen, die gekenmerkt zijn door moeilijk en bij vlagen zelfs ontoegankelijk taalgebruik. In het openingsverhaal, dat ook het titelverhaal is, wordt dat al meteen duidelijk. Aan de hand van het Romaans café, dat befaamde kunstenaars établissement uit het Berlijn van de jaren twintig, wordt uitdrukking gegeven aan de Duitse geschiedenis zoals die uitmondt in de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal beslaat vijf bladzijden maar wordt niettemin in één lange zin verteld, hetgeen natuurlijk een gekunsteld proza tot gevolg heeft dat zijn geheimen pas bij een tweede of liever nog derde lezing enigszins prijsgeeft. Gewild duister, bijna hermetisch is overigens zeker de helft van de verhalen uit deze bundel.