In alle staten
Eind 1925 gebeurde het volgende. Leonid Pasternak, na de revolutie geëmigreerd en wonend in Duitsland, schrijft een Duitse brief aan Rilke, die in Zwitserland woont, om hem te feliciteren met zijn vijftigste verjaardag. Hij vertelt in die brief onder meer dat zijn zoon Boris een bekende Russische dichter is en een groot bewonderaar van Rilke. Rilke stuurt een vriendelijke brief terug, waarin hij onder meer schrijft dat hij getroffen is door de jeudige roem van Pasternaks zoon Boris, en dat hij enkele mooie gedichten van hem gelezen heeft in een door Ilja Ehrenburg uitgegeven bloemlezing, die hij helaas is kwijtgeraakt. Vader Pasternak schrijft over die brief aan zijn zoon in Moskou en belooft hem een afschrift van Rilkes brief te sturen. Maar nog eer dat afschrift komt is Boris in alle staten. Hij schrijft een lange Duitse brief aan Rilke:
‘Grosser, geliebtester Dichter! Ich weiss nicht, wo dieser Brief endete und wodurch er sich vom Leben unterschiede, gäbe ich den Gefühlen der Liebe, Bewunderung und Erkenntlichkeit die zwei Jahrzehnte zählen, volle Sprache.’ Zo gaat de brief nog een flink tijdje door.
In die tijd was Pasternak bezeten van de in Frankrijk wonende Marina Tsvetajeva. Het is moeilijk je voor te stellen wat hij in haar gedichten gezien heeft. In Rilke had hij een dichter die enigszins op hem leek, maar de harde, stotende, fanatieke verzen van Tsvetajeva waren eigenlijk niets voor hem. Maar Pasternak had een merkwaardige eigenschap: warm lopen voor dingen die hem eigenlijk vreemd waren. Iemand die zei dat de verzen van Pasternak niet deugden geestdriftig bijvallen. Iedereen toejuichen die hem slechte verzen voorlas. Gedichten maken over brave, bij de overheid goed liggende onderwerpen: de revolutie van 1905, het vijfjarenplan, de algemene staking in Engeland.
Misschien lag het ook allemaal anders. In ieder geval: Pasternak was in 1926 gek van Tsvetajeva, en toen hij een brief aan Rilke schreef vroeg hij hem dringend om aan Tsvetajeva in Parijs een gesigneerd exemplaar van de Duineser Elegien te sturen. Rilke deed dat, en toen sloegen meteen alle stoppen bij Tsvetajeva door. Zij spreekt hem aan met ‘Rainer Maria Rilke’ (waarop hij heel gevat antwoordt met ‘Marina Tsvetajeva’) en ze stuurt hem een paar van haar dichtbundels, met hier en daar verklarende opmerkingen in het Duits in de kantlijn geschreven. Later gaat ze op ‘Du’ en op ‘Rainer’ over. Ze droomt ervan dat Pasternak naar Frankrijk zal komen en dat ze dan met zijn tweeën in Zwitserland bij Rilke op bezoek zullen gaan. Maar er komt een kink in de kabel: Rilke schrijft haar dat zijn Russisch niet goed genoeg is om haar gedichten te lezen, hoewel hij pas nog zonder moeite Oblomov gelezen heeft. Dan slaat Marina's jaloezie toe: dat hij haar niet lezen kan is tot daar aan toe. Maar dat hij wel Gontsjarov leest! Zij verbreekt de correspondentie.
Ondertussen sterft Rilke aan leukemie, wat Tsvetajeva en Pasternak niet weten. Als hij dood is lezen ze dat in de krant.
Toen ik het boek las moest ik af en toe aan onze geschiedenisleraar Jacques Presser denken. Toen hij merkte dat David Koker en ik Rilke lazen en bewonderden vroeg hij een deeltje Rilke te leen, en toen hij het teruggaf zei hij dat hij die Rilke ‘op een bepaalde manier toch een beetje een oud wijf’ vond. Neem Rilkes brief aan Pasternak:
Mein lieber Boris Pasternak,
Ihr Wunsch ist in derselben Stunde, da Ihr unmittelbarer Brief mich, wie ein Wehen von Flügelschlägen, umgeben hatte, erfüllt worden; die ‘Elegien’ und die ‘Sonette an Orpheus’ sind schon in den Händen der Dichterin. Dieselben Bücher kommen dann nächstens - in andere Exemplaren, auch an Ihnen. Wie soll ich Ihnen danken, dass Sie mich haben sehen und fühlen lassen, was Sie in sich so wunderbar vermehrt haben. Dass Sie mir so grossen Ertrag Ihres Gemüts zuwenden können, ist ein Ruhm Ihres fruchtbaren Herzes. Mögen aller Segen über Ihrem Wesen sein. Ich umarme Sie.
Ihr Rainer Maria Rilke.
Ik zou zo'n brief niet graag geschreven of ontvangen willen hebben, maar Pasternak droeg deze brief tot zijn dood in zijn portefeuille met zich mee als iets heel kostbaars.
Een nadeel van dit boek is dat de commentatoren geen afstand weten te bewaren. Ze doen wat wel meer commentatoren doen: de inhoud van de brieven telkens nog eens samenvatten en aan de lezer vertellen wat hij ervan denken moet. Veel lezers houden daarvan.
De vertaling - uit het Duits en uit het Russisch - is niet slecht en heel zorgvuldig, zonder de neiging die Engelse vertalers nogal eens hebben om alles een beetje vlotter en eenvoudiger te maken. Ter illustratie het gedicht dat Rilke voor Tsvetajeva schreef in haar exemplaar van de Duineser Elegien:
Wir rühren uns, womit? Mit Flügelschlägen,
mit Fernen selber rühren wir uns an.
Ein Dichter einzig lebt, und dann und wann
komt, der ihn trägt, dem, der ihn trug, entgegen.
Niet onverdienstelijk maakt de vertaler daarvan:
We touch each other. How? With wings that beat,
With very distance touch each other's ken.
One poet only lives, and now and then
Who bore him, and who bears him now, will meet.
De Nederlandse lezer die Duits kent verwijs ik naar de Duitse uitgave, die onder de titel Rainer Maria Rilke, Marina Zwetajewa, Boris Pasternak, Briefwechsel, in 1983 verschenen is bij Insel-Verlag in Frankfort aan de Main. Het boek is in Rusland gemaakt, maar daar niet verschenen.
■