Cornets de Groot
Vervolg van pagina 10
weinig getuigenissen over van Indo-Europeanen die temidden van een hen vijandelijke inheemse bevolking en zonder de bescherming van het leven in een Japans kamp zich staande moesten houden. De Groot hield zich staande, als jonge jongen en hij vertelt hoe hij dat deed: financieel met allerlei handeltjes, emotioneel met erotiek.
Zijn roman over deze periode is van het flitsachtige, flash-back-achtige, experimenteel-achtige karakter dat schrijvers (men denke aan Graa Boomsma, Marion Bloem) wel meer toepassen als het gaat om een mengeling van gedocumenteerde herinnering, herinnerde herinnering (met al de vertekeningen des tijds), fictie en hedendaagse werkelijkheidsbeleving. Zo springt Cornets de Groot van een vakantie in Istanbul dat hem aan Batavia doet denken telkens terug naar Indië, en dat geeft iets kunstzinnigs aan een boek dat ik liever meer documentair had gezien. Dat procédé staat ook allerlei politieke conversaties onder straatjongens anno 1944 toe die zo clear-cut zijn, pro en contra Soekarno, dat ze me onecht toeschijnen, in alle opzichten, of ‘Tropische jaren’ nu als ondertitel het woord ‘roman’ draagt of niet.
Indië was een samenleving, waar de kleur- en rassenbarrière van groot belang was. Cornets de Groot is een echt kind van die samenleving wanneer hij, argeloos, ook zijn denkbeelden over de eeuwige raciale vragen die Indië kwelden, uit: ‘Zij was met haar zwarte, toch zo heldere en een beetje getrokken ogen echt een kind van Batavia. Kijk naar die rode mond, zuigend aan een sigaret. Haar prachtig bruine huid, die hoge jukbeenderen, dat zwarte blauwglanzende, lang vallende haar - waar kwam het vandaan? Zij was even Chinees als Javaans, even Iers als Zeeuws, een samenraapsel van alle volken en net zo verdorven en onschuldig als zij. Je zou ook kunnen zeggen dat ze van een nieuw ras afstamde. Het ras der underdogs, het ras waaruit volgens een filosofie die Nietzsche en Hegel nog moeten verzinnen, de Uebermensch geboren moet worden.’
Zo'n zin, met al zijn obsessies omtrent ras en al zijn tweeslachtigheid over hoe het is Indo-Europees te zijn, legt veel bloot. Cornets de Groot weet veel meer dan hij in Tropische Jaren heeft opgeschreven, en hij zou ons allen een dienst bewijzen als hij over zijn onderwerp nog eens een onromantisch boek schreef.
■