Braak- en purgeermiddelen
Shorter ziet in de geschiedenis van de verhouding tussen dokters en patiënten drie fasen. In de eerste fase (1750-1850) waren de dokters zowel als de patiënten ‘traditioneel’, in de tweede fase (1880-1950) allebei ‘modern’ en in de laatste fase (1950-...) heten ze ‘postmodern’.
Gevaarlijke adjectieven. Een betrekkelijk begrip als ‘modern’ plakken op een periode die absoluut tot de verleden tijd behoort, dat is vragen om moeilijkheden. Je komt er nog wel één fase verder mee (door er dus ‘post’ voor te zetten), maar dan? ‘Post-postmodern’? Of krijgen we weer een reeks ‘neo’-periodes?
De verhouding tussen traditionele dokters en traditionele patiënten was slecht. De dokters lieten zich leiden door één simpele theorie: getting those poisons out of there, eruit met dat vergif. Dat kon langs verschillende wegen: via de mond, de anus, de geslachtsorganen, de aders en de poriën. Dus gaven de dokters braakmiddelen, purgeermidden en urineermiddelen, dekten de patiënten toe, zodat ze goed gingen zweten, en tapten bloed af. Niet bepaald fijnbesnaarde types, althans de gewone Amerikaanse dokters, maar wel kleurrijk. Neem Dr. Dictionary uit Illinois. Dat was zo'n geweldige vloeker dat hij het woordenboek van de duivel van buiten kende: vandaar zijn bijnaam. Hij kon in hoog tempo vijfendertig minuten onafgebroken vloeken zonder zichzelf één keer te herhalen. Tijdens een bijeenkomst van de County Medical zei een jonge dokter een rijmpje op over de opsnijderij van Dr. Dictionary, in de foutieve veronderstelling dat deze niet in de kamer aanwezig was. Dr. Dictionary kwam van achteren op de jonge dokter af, trok hem aan zijn oren uit zijn stoel, sleepte hem naar de overloop en trapte hem naar beneden.
‘You said a moment ago that everybody you look at seems to be a rabbit. Now just what do you mean by that, Mrs. Sprague?’
james thurber
Met uitzondering van de internisten en chirurgen van de Royal Colleges in Londen genoot de medische stand weinig prestige. Liever de oude huismiddeltjes en de produkten van de kruidenvrouwtjes dan het lancet, de trekpleister en de bloedzuigers van backwood doctors als Dr. Dictionary. Dat de traditionele patiënten toch af en toe bij de traditionele dokters aanklopten, was omdat deze laatsten ook - en als enigen - beschikten over real powerful drugs, zoals kwikchloride. Puur vergif, maar je kon er goed van afgaan.
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de moderne dokter in beeld, met in zijn kielzog de moderne patiënt. De moderne dokter was een produkt van de medical school. Daar leerde hij (dankzij een paar grote sprongen voorwaarts op het gebied van de pathologische anatomie en de microbiologie) een belangrijke nieuwigheid: de juiste diagnose stellen. Let wel: hij leerde er niet hoe je een ziekte kunt genezen, maar hoe je een ziekte kunt vaststellen. Ik kan het me nauwelijks voorstellen, maar de moderne patiënt raakte daar zeer van onder de indruk. Het prestige van de dokters steeg, ook in eigen ogen. Er ontstond zoiets als medische autoriteit. Daarvan getuige het - weliswaar apocriefe verhaal van Henry.
Henry was erg ziek. De dokter kwam en boog zich over hem heen. ‘Marian,’ zei hij tegen Henry's vrouw. ‘Henry is dood.’ Henry kwam overeind en zei kwaad: ‘Ik ben niet dood. Ik leef.’ Daarop zei Marian: ‘Henry, ga liggen; de dokter weet het het beste.’