En verder:
De boekenwurm bestaat! De meeste mensen, zelfs degenen die in het boekenvak zitten, hebben er nog nooit een gezien, maar Dr. Hickin, voormalig hoofd van de research-afdeling van Rentokil, spoorde ze op. In zijn boek Bookworms: The insect pests of books (Sheppard Press, f75,75) onderscheidt hij ze in vele maten en soorten. Zo heb je het primitieve zilvervisje (bekend van wc-ruimtes, gootstenen en plintkieren) dat een voorkeur heeft voor chemisch geperst papier; de psocoptera of boekluizen die al sinds het vroeg-Carboon op de Aarde verkeren (300 miljoen jaar voor Gutenberg), al die tijd geduldig wachtend op hun favoriete voedsel: slappe paperbacks. Merkwaardig zijn ook de Tweedledum en Tweedledee van de biobliofagie: Stegobium en Xestobium. De een vreet zich een tunnel die parallel loopt aan de bladzijden (daarbij dus slechts één pagina aantastend) en de ander boort een tunnel die loodrecht op het boek staat, met andere woorden: alle bladzijden worden gepunctueerd. De Trogium pulsatorium is extra irritant, omdat hij zingt onder zijn destructieve arbeid. Hickin beschrijft trouwens ook nuttige insekten en spinachtigen, waaronder de Pyemotes ventricosus die zich voedt met (de larven van) de Anobium punctatum, een van de boekwormen. De vrouwelijke pyemotes begraaft haar kleine kop in de prooi en de ontelbare nakomelingen die zij voortbrengt dragen dan zorg voor de rest. Aan deze zegenrijke opruimingsdienst kleeft één nadeel: als alle anobia verzwolgen zijn, beginnen de pyemotes aan de bibliothecaris.
De psychoanalyticus Theodor Saretsky vond in een oude koffer een stapel geheime manuscripten van Freud. Na bestudering van het materiaal kwam hij tot de conclusie dat Freuds werkelijke passie zich nog meer op tennis richtte dan op de sexualiteit. ‘De waarheden waar ik op gestuit ben dankzij mijn theorie over de Driften van het tennis, zijn zo revolutionair dat het waarschijnlijk beter is om ze nooit te openbaren,’ schijnt Freud in 1938 geschreven te hebben. Saretsky nam de vrijheid om dit alsnog wél te doen en schreef het boek Le tennis et la sexualité (Navarin/Seuil, 59 FF). Hierin behandelt hij alle neuroses die het gevolg zijn van de obsessie met het racket, zoals ‘de psychopathologie van het gemengd dubbel’ en ‘de perversie van de dubbelhandige backhand.’ Er staan ook illustraties in, waaronder een van Freud die bezig is een bal over het net te smashen. De volley was zijn favoriete slag. In zijn enthousiasme over een gewonnen partij wilde hij zich nog wel eens vergissen en riep dan: ‘Game, sex and match!’
Totdat de verfilming van zijn boek ‘One flew over the Cuckoo's Nest’ hem in een klap wereldberoemd maakte, was Ken Kesey een cult-persoon in psychedelische kringen. Zijn andere boek ‘Sometimes a Great Notion’, een saga over de strijd van een houtvesters-familie met de vakbonden, behoort tot de Amerikaanse klassieken. Jaren lang heeft hij niets meer gepubliceerd, althans niet in boekvorm, maar binnenkort verschijnt van hem Demon Box, een soort archief van verzamelde geschriften en artikelen (onder meer uit Rolling Stone) van de afgelopen twintig jaar. Het zijn zowel korte verhalen over het gebolsterde bestaan van plattelanders, als ook autobiografische stukken over zijn reizen in Egypte en Mexico. Ook zijn er essayachtige stukken over het belang van gekte als energiebron en een afrekening met de Hell's Angels. Demon Box verschijnt in augustus bij Viking en zal in Nederlandse vertaling uitgebracht worden door Bert Bakker.