Schijnbewegingen van verscheurde zielen
Het door de dood beademde oeuvre van Stig Dagerman
Natte sneeuw. Verhalen door Stig Dagerman Vertaling: J. Bernlef Uitgever: Meulenhoff, 175 p., f27,50
Het eiland der verdoemden door Stig Dagerman Vertaling en nawoord: Karst Woudstra Uitgever: Meulenhoff, 302 p., f34,50
De levende stilte van Stig Dagerman door Jeroen Brouwers Uitgever: Meulenhoff, 38 p., f9,50
Atte Jongstra
Een van de interessantste Zweedse schrijvers van na de oorlog is Stig Dagerman. Hij stierf al op eenendertigjarige leeftijd en liet een relatief groot oeuvre na: vier romans, twee verzamelbundels verhalen, een novellenbundel, een reisreportage, een flink aantal gedichten en een grote hoeveelheid kranteartikelen. J. Bernlef introduceerde Dagermans werk in de jaren zestig in Nederland. Eerst met eeh vertaald verhaal in Randstad, daarna met een keuze van verhalen in Natte sneeuw. Vorig jaar verscheen een (herziene) druk van deze bundel; nu verscheen in de vertaling van Karst Woudstra een van Dagermans romans, De dömdas ö, in vertaling Het eiland der verdoemden geheten.
‘Dagerman is de schrijver van een volledig zwart, door de dood beademd oeuvre,’ schreef Jeroen Brouwers. Wie bijvoorbeeld in Natte sneeuw het verhaal ‘Een kind doden’ leest zal dat onmiddellijk beamen. In de eerste alinea wordt aangekondigd dat een automobilist een kind zal doodrijden; vervolgens worden de gangen van automobilist en kind naar plaats en tijdstip des onheils gevolgd, het ongeluk geschiedt, het kind sterft en de automobilist is niet veel beter af: ‘Maar het leven is zo onbarmhartig voor degene die een kind heeft gedood, dat daarna alles te laat is.’ Dagerman schreef het korte verhaal voor het Zweedse ‘Veilig Verkeer’, maar veel idealisme klinkt er niet uit op. Om zijn eenzaamheid te verdrijven joeg hij trouwens zelfs 's nachts over de Zweedse wegen, en als hij dan nog de onbarmhartigheid van het bestaan niet kon verdragen reed hij naar huis en bleef met draaiende motor in de garage staan voor een van zijn geliefde ‘koolmonoxidespelletjes’. Tijdens een van die spelletjes overleed hij, mogelijkerwijs per ongeluk, al is dat niet erg waarschijnlijk: een week of wat eerder had hij al eens besloten om te sterven.
Samen met de heruitgave van Natte sneeuw vorig jaar verscheen van Jeroen Brouwers De levende stilte van Stig Dagerman, ondanks de subtitel ‘essay’ een van de impressionistische biografische schetsen zoals we die van Brouwers kennen. Toch komt Dagerman redelijk uit de verf. ‘Hij jaagde op troost als een jager op wild,’ schrijft Brouwers over hem. In eerste instantie door boeken te schrijven, later lukte dat niet meer. Dagerman schreef er wanhopig over aan een vriend: ‘Ik kan niets meer, niet meer schrijven, niet meer lachen, niet meer praten, niet meer lezen. Ik voel dat ik overal buiten sta.’
Het leven is onbarmhartig voor Dagermans gevoel. Voor hem, en ook voor de personages die zijn werk bevolken. Voor het kind en de automobilist in zijn verhaal ‘Een kind doden’, voor de schipbreukelingen in Het eiland der verdoemden. Deze roman verscheen in 1946, een tijd waarin de mensheid een trieste balans op te maken had: de oorlog was net afgelopen, nieuws over de concentratiekampen begon in alle hevigheid door te dringen en de eerste atoombommen waren gevallen. Of Dagerman zich nu door deze zaken heeft laten inspireren, of dat hij uit persoonlijke ervaringen en achtergronden heeft geput: het thema in Het eiland der verdoemden - de mens is in zeer vijandige omgeving hopeloos aan zichzelf overgeleverd - sprak een hele generatie aan. Dagerman werd met dit onheilspellende boek op slag beroemd.
Het eiland der verdoemden volgt de vijf laatste dagen van zeven schipbreukelingen. Bij een boottocht heeft de dronken kapitein zijn schip in een storm op de riffen laten lopen, en zo zitten hoofdpersoon Lucas Egmont en diens lotgenoten zonder proviand op een eiland ver weg, slechts in gezelschap van agressieve hagedissen. Hun eerste schipbreuk is het echter niet geweest: van elk van de figuren in Het eiland der verdoemden is het leven al lang op de klippen gelopen. Allen zijn volstrekt verscheurde zielen die radeloos zijn overgeleverd aan het gruwelijke leven. Dagerman laat ons de laatste schijnbewegingen zien voor hun fysieke dood.
Een van die schijnbewegingen is die rond een lege waterton. Na de schipbreuk is één vat met zoet water aangespoeld, maar Lucas Egmont, de cynicus in het gezelschap, laat dat leeglopen. De anderen stellen een onderzoek in naar de dader als ze de lege ton vinden. De enige die het Egmont heeft zien doen is blij: nu was het afgelopen met de schijnbarmhartigheid van het lot, eindelijk heldere verhoudingen.