Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Een volmaakte spion door John Le Carré Vertaling: Rob van Moppes Uitgever: Sijthoff, 520 p., f34,50R. FerdinandusseAlweer vijftien jaar geleden, in 1971, publiceerde John le Carré een roman. Een lijvig boek dat de titel The Naive and Sentimental Lover droeg, en algemeen bekend staat als zijn grote flop. Het boek werd de grond in geboord. Tegen de New York Times zei Le Carré vele jaren later: ‘Ik was aan de beurt. Op de recensie-markt is jaloezie een gewild artikel.’ En tegen Vrij Nederland zei hij: ‘Je patrouilleert langs de grenzen van je kunnen. Als je dat niet doet ga je ten onder. Het is het oude liedje: de dwaas die denkt dat hij Hamlet kan spelen. Nou, ik kon het niet, ik brandde mijn vingers en het applaus bleef uit.’ Over de flop wil hij dus wel wat zeggen, over het boek zelf niet. Ondertussen is bekend geworden dat The Naive and Sentimental Lover zijn versie is van een waar gebeurde geschiedenis. Men kan het vinden in twee boeken: The Kennaway Papers, en Kennaway, James & Jim, een biografie door Trevor Royle. Beide vertellen het verhaal van de jonge Schotse schrijver James Kennaway en zijn vrouw Susan. In 1963 ontmoeten zij de jonge schrijver David Cornwell, die net een fantastisch succes heeft met The Spy who Came in From the Cold, en het klikt geweldig tussen hen drieën. Ze lijken alle drie op elkaar verliefd, er wordt veel over schrijven gepraat, en veel gedronken en gereisd, en ook ruzie gemaakt (Kennaway, die al meerdere scenario's schreef, en Cronwell werken mee aan het script van The Looking-Glass War, en er is slaande mot met de regisseur) en het loopt. tragisch af als Kennaway ontdekt dat Cornwell en Susan de verhouding, die hij al die tijd heeft aangemoedigd, ook werkelijk begonnen zijn. De driehoek spat uit elkaar. Cornwell gaat naar zijn vrouw terug, Susan naar haar kinderen, en Kennaway begint een wild schrijversleven dat in 1968 met een hartaanval eindigt. Op dat moment moet Cornwell want zo heet Le Carré, aan de roman begonnen zijn. Hij had net A Small Town in Germany in druk zien verschijnen, en voor dat boek gebruik gemaakt van zijn ervaringen als tweede secretaris aan de Engelse ambassade in Bonn, waar hij vanaf 1959 tot bijna aan het begin van zijn schrijversloopbaan werkte. Hij was ook nog even consul in Hamburg (ook een plaats die nogal eens in zijn werk voorkomt); hij hield op met dat werk toen zijn accountant hem, volgens afspraak, opbelde met de mededeling dat zijn verdiensten met boeken schrijven de 20.000 pond hadden overschreden. Le Carré heeft over zijn roman, zoals ik schreef, nooit iets willen zeggen, hij heeft ook alle medewerking aan de hierboven genoemde boeken over Kennaway, en zijn eigen aandeel in diens leven, geweigerd. Zo'n afgang, daar praat je niet over. Maar Le Carré moet - denk ik - wel beseft hebben dat het al te simpel putten uit eigen ervaring niet automatisch tot succes leidt. Hij revancheerde zich op een buitengewone manier: met de uitbouw van zijn Smiley - die in Le Carré's eerste boek, Call for the Dead, nog gewoon detectivewerk verricht - tot baas van het Circus, Le Carré's inlichtingendienst. Zo ontstond de mooie Smileytrilogie met de jacht op de Russische tegenpartij, Karla. In 1983, toen The Little Drummer Girl verscheen, vertelde Le Carré in een flink aantal interviews dat hij eigenlijk van plan was geweest Smiley voort te zetten, maar dat hij er niet in was geslaagd in het Midden-Oosten (waar hij lange researchreizen maakte) een plot te vinden die een beetje in het Smiley-Karla patroon paste. En tijdens die reizen bezocht hij Palestijnse kampen en kwam ineens tot het wonderbaarlijke inzicht dat de wereld bezig was de Palestijnse zaak te vergeten, en besloot het Palestijnse verzet een populair lectuurgezicht te geven. Maar om de intrige rond te krijgen moest hij toch een beetje in zijn eigen familie duiken: Charlie, de hoofdpersoon-actrice uit The Little Drummer Girl, is gebaseerd op zijn zuster. | |
Gentleman-oplichterDaar kwam bij dat hij in de interviews bij de vele promoties van de Smileyboeken (‘Mijn BV's vinden dat ik te weinig interviews geef, ik vind te veel’) steeds meer over zichzelf vertelde en dat het al gauw duidelijk werd dat hij zelf ook voor de inlichtingendiensten had gewerkt, althans er veel bemoeienis mee had gehad. Op het laatst gaf hij het toe, met de aantekening dat het werk vooral vervelend was, beter gezegd dat er zoveel verveling bij optrad. Hij vertelde ook vaker over zijn jeugd, hoe zijn vader bij zijn moeder wegliep en als gentleman-oplichter een rozig leven leidde, vol leugen en bedrog en uiteindelijk in de bak belandde. Het zat er dus aan te komen. Zoals Le Carré van de Berlijnse muur, zijn mooiste spionage-thriller, via Bonn in de roman terechtkwam, zo is hij nu van Smiley via het Midden-Oosten, waar de realiteit zich aan hem opdrong, opnieuw in een soort roman binnengestapt: Een volmaakte spion, de Engelse titel luidt: A Perfect Spy. De fouten van de vorige keer worden dit keer echter niet gemaakt. Het woord spion in de titel zegt al genoeg. Zei Le Carré toen: ach, de dwaas die denkt dat hij Hamlet kan spelen..., in Een volmaakte spion speelt hij Hamlet, en hij doet dat lang niet gek. Hoofdpersoon is Magnus Pym. Hij werkt op de Britse ambassade in Wenen, maar is daar Hoofd van de Secret Intelligence. Spion dus. Het boek begint als hij bericht krijgt dat zijn vader dood is. Op dat moment duikt hij onder op een adres dat hij al jaren daarvoor heeft bestemd: in een klein Engels dorpje aan de kust van Devon. Zijn hospita daar denkt dat hij iets hoogs in de regering is. Pym begint aan wat hij al jaren van plan is: op te schrijven - voor zijn eigen zoon - hoe zijn verhouding tot zijn vader is geweest, vanaf het eerste oplichterijtje tot op het moment dat hij, in de ban van zijn vader, meespelend, hem zo'n beetje is gaan onderhouden. Het tweede verhaal, dat daardoorheen loopt, is het onderzoek van Jack Brotherhood, de chef van Pym, tevens de man die Pym als spion wierf en binnen ‘de firma’ haalde. Brotherhood komt langzaam tot de ontdekking dat Pym een dubbelspion geweest is: hij ‘run- [vervolg op pagina 12] |
|