En verder:
De Vlaamse pendant van De Brandende Kwestie, Hard op de tong, startte in maart 1984 met een lezing van Frans Boenders waarin hij het Vlaamse cultuurbeleid te kijk zette met een bonte rij citaten en anekdotes uit persoonlijke ervaring. De partijpolitiek in België ‘infantiliseert elke kunstuitstraling’ betoogde hij. Nu de eerste reeks lezingen onder de titel Hard op de tong door Kritak is uitgegeven in een mooi boekje kan men in één oogopslag zien dat het Vlaamse cultuurbeleid voor veel sprekers een brandende kwestie was: ook de conservator van het Gentse Museum voor Hedendaagse kunst, Jan Hoet, had het erover, evenals Monika van Paemel, die in het bijzonder de positie van de schrijvers aansneed. Herman de Coninck toonde zich bezorgd over het oprukken van de televisiecultuur ten koste van het schrijven en lezen, wat meer moeite kost. Rudy Kousbroek had het over België als een dikke grens tussen Nederland en Frankrijk, een land dat hij intuïtief altijd als één met Nederland heeft gezien. Erik de Kuyper sprak over de liefde. Zijn lezing, samen met die van Jaap Kruithof en Jan Hoet, is wel héél kort, nog geen half uur, en in dat tijdsbestek kan men het vuurtje niet echt opstoken, zoals ook uit deze lezingen blijkt. Inleider van het boekje, Johan Wambacq, zegt dat deze lezingen een Testament van de toekomst zijn geworden: ze geven aan wat er in België op het gebied van kunst en cultuur allemaal nog moet veranderen. De diagnose is hiermee in ieder geval gesteld.
Het Engelse maandblad The Literary Review wordt gefinancierd door Mr Naim Attalah, een bemiddeld iemand die het geld voor het tijdschrift verdient met de uitgave van boeken als The Joy of Sex, dat sinds 1972 jaarlijks verkocht wordt in aantallen die liggen tussen de 80.000-100.000. Dit merkt A.N. Wilson op in zijn bespreking van het boek A Concise History of the Sex Manual in het nummer van april dat juist verschenen is. Deze kleine vertraging heeft wellicht te maken met het aantreden van Auberon Waugh, als verantwoordelijk redacteur, de rechtgeaarde zoon van Evelyn Waugh, die inmiddels een roemruchte reputatie heeft opgebouwd die voor zijn vader niet onderdoet. Waugh schrijft in zijn eerste stuk dat hij is aangezocht om The Literary Review meer abonnees te bezorgen. Hoe goed en bij de tijd het tijdschrift ook is, een grote oplage geniet het niet. Waugh is begonnen met de prijs voor een jaarabonnement vast te stellen op tien pond (was £14.95), en wijst erop dat het volgeschreven wordt door mensen die niet meer dan ‘peanuts’ krijgen voor hun bijdragen. Zijn bedoeling is ‘to spread happiness, light, common sense and joy in the language we share’. In het eerste nummer onder zijn verantwoordelijkheid lukt dat al aardig, gezien de sardonische, ironische, harde en wervende stukken van A.N. Wilson, Anthony Burgess, Val Hennessy, Margaret Forster en Peter Levi over seksualiteit, Amerikaanse best sellers, muziek, Andrea Dworkin, Anthony Powell. The Literary Review schrijft ook over films, televisie, poëzie, kunst. Het is bij de betere tijdschriftenwinkel te koop en kost f6,95.
‘Als Samuel Beckett in Tsjechoslowakije had gewoond, zaten we nog steeds te wachten op Godot.’ Dit is ongeveer de tekst boven een advertentie met een foto van een gemuilkorfde Beckett voor het tijdschrift Index on Censorship. Beckett stemde in met deze tekst in de advertentie omdat het voor het verkrijgen van meer abonnees is voor het tijdschrift dat maandelijks bericht over schrijvers die zich niet vrij kunnen uitspreken. De belangstelling voor zijn tachtigste verjaardag concentreerde zich in de maand mei, maar dat verhinderde Magazine Littéraire niet het juninummer voor een groot deel aan hem te besteden. Dertig pagina's met essays over zijn leven, persoon, taal, toneelstukken, invloeden, opvoeringen. Een van de bijdragen is van Richard Ellmann, de biograaf van James Joyce, over Beckett in de traditie van Ierse schrijvers.