Tijdschrift
Het schrijven te beschouwen als een echt vak - van negen tot vijf naar je werk - schijnt voor weinig vrouwelijke auteurs weggelegd te zijn. Fay Weldon schrijft graag aan de keukentafel, maar Inez van Dullemen heeft nu na vijftien boeken voor haar laatste roman een aparte werkruimte gehuurd. Net als A.F.Th. van der Heijden ging ze dagelijks naar haar cel, waar het schema van de roman aan de muur hing. In Sarafaan mei 1986 vertelt ze over het literaire schaduwbestaan van haar moeder en haar eigen bevlogenheid voor de letteren. Haar schrijversstandpunt komt me nogal ouderwets voor: literatuur moet haar wortels in de werkelijkheid hebben, dat wil zeggen auteurs moeten veel ervaren hebben voordat ze echte doorleefde literatuur kunnen schrijven. Een principe dat ze ook op zichzelf van toepassing acht, vandaar dat ze nu op eenenzestigjarige leeftijd pas haar eerste grote roman heeft geproduceerd. Het is nu de tijd voor een doorbraak van de vrouwen, zegt Van Dullemen, dat is hoognodig want Nederland ontbeert volgens haar grote romancières. Wat zij dan wel van Hella Haasse en Andreas Burnier vindt is mij niet duidelijk. In de Noorse literatuur was de zogenaamde moderne doorbraak ook voor vrouwelijke auteurs eind vorige eeuw. Het laatste artikel in de reeks over Scandinavische letteren in Sarafaan gaat onder meer over het werk van Camilla Collett, die in 1876 als eerste vrouw een officiële toelage kreeg van het Noorse parlement voor haar schrijverschap. Ze kreeg echter slechts de helft van een normaal literair stipendium toegewezen, omdat vrouwen minder nodig hebben: ze eten minder en zijn van nature spaarzamer, dachten de Noorse heren. Voor Amalia Strams leven en werk geldt het standpunt van Inez van Dullemen, want de lotgevallen van de in de roman Constance Ring uitgehuwelijkte hoofdpersoon vertonen veel gelijkenis met Amalia's eigen levensloop. In de bijdrage ‘De vrouwelijke kunstenaar haar
leven een cliché?’ komt Ida Boelhouwer nog eens terug op de kwestie van de noodzakelijke voorwaarden voor het scheppend schrijven. Jane Austen kon net zo lang in de huiskamer zitten werken tot er iemand binnenkwam, terwijl de stereotiepe mannelijke schrijver loopt te ijsberen in zijn rustige studeerkamer waar de kinderen geen toegang hebben. Boelhouwer spitst haar betoog toe op Katherine Mansfield, die een onhandig liefdesleven leidde dat haar niet de nodige rust tot schrijven gaf. Beide mannen met wie ze achtereenvolgens verkeerde verzorgden haar slecht, maar haar vriendin Ida Baker was voor haar de slovende en toegewijde partner. De rollen waren omgekeerd: Ida Baker de ondergeschikte vrouw en Katherine Mansfield het grillige talent. Vernieuwend was deze verhouding dus niet echt.
EVA COSSEE