Tijdschrift
Out of Africa schijnt een draak van een film te zijn, een echte ‘weepy’, die zelfs de sceptici onder het publiek tot tranen toe beweegt. De plotsklapse populariteit van Karen Blixen, veroorzaakt door deze dramatisering van haar leven, gaat eigenlijk voorbij aan het feit dat zij, behalve dat ze voortdurend op safari ging, ook nog schreef. Volgens Hemingway in het Nieuw Wereldtijdschrift 1986/2 had zij destijds zijn Nobelprijs moeten krijgen. Het Nieuw Wereldtijdschrift herdrukt een interview met Blixen uit 1956, zij is dan al in de zeventig en heeft net een jaar lang ziek gelegen. Daarvan is trouwens niets te merken, want ze reageert vlot, geestig en helder op de vragen van de interviewer. In de tijd dat Blixen in Kenia woonde wilde ze nog schilderes worden, maar haar verteltalent kwam duidelijk aan het licht in gesprekken met de Somaliërs en de Masai. Blanken hebben de rust niet om naar een verhaal te luisteren, zegt ze, maar de mensen in Afrika waren voor haar volmaakt publiek voor wie ze al haar verzinsels op hun eigen verzoek steeds herhaalde, uitbreidde en veranderde. Ze sprak daar Swahili, maar publiceerde alles in het Engels, afgezien van een paar verhalen in Deense literaire tijdschriften voor haar vertrek naar Afrika. Elders in het Nieuw Wereldtijdschrift geeft de Engelse polemiste Julie Burchill - scheldkampioene met het nuanceringsvermogen van zoutzuur volgens de inleider - haar visie op de invloed van de helden van de showbusiness. Alle Britten zouden op zekere dag ‘viddies’ zijn, personages in videofilms naar Amerikaans gebruik. Mensen die hun eigen echte leven opofferen aan het fictieve leven dat hun wordt voorgeleefd op het scherm. Die sterren, van wie gedacht wordt dat het hoogstbijzondere individuen zijn, gaan zich allemaal op een gegeven moment als een en dezelfde ster gedragen. ‘Ze dragen zonnebrillen in nachtclub, weigeren om
gefotografeerd te worden na zes maanden dag in dag uit van negen uur 's avonds tot vijf uur 's ochtends keihard aan hun image te hebben gewerkt,’ et cetera. Burchills beschrijvingen zijn scherp en raak, maar haar visie op de vermaakindustrie is niet nieuw. Ook in het verhaal ‘Slijpen’ van Joyce & Co staan rake beschrijvingen van de niet geheel bonafide klussers in de bouw en de relationele vaagheid van wat mij betreft de jaren zeventig. Carel Peeters bespreekt uitvoerig Peter Sloterdijks Kritiek van de cynische rede. Dat Sloterdijk een rechtgeaarde leerling is van de Frankfurter Schule blijkt uit de dialectiek in zijn betoog. Hij beschouwt het cynisme, de minder fraaie kant van menselijk gedrag, als de these en de meer nobele gevoelens, het kynisme, als de antithese. De Neef van Rameau van Diderot is volgens Peeters dan de belichaming van de synthese.
EVA COSSEE