Een private eye op zoek naar zijn moderne geliefde
Robert B. Parker en de erfenis van Chandler
A Catskill Eagle door Robert B. Parker Uitgever: Viking, 312 p., f53,85 (gebonden) Penguin, f13,45 Importeur: Penguin Books Nederland Verschijnt over enkele maanden als ‘Op zoek naar Susan Silverman’ bij uitgeverij Het Spectrum
R. Ferdinandusse
Nauwelijks had ik de hard cover-editie uit of - althans voor mijn gevoel - was de pocket-editie al op de markt. Maar toen ik voor de zekerheid bij Penguin-Nederland informeerde werd bevestigd dat de goedkope versie buitengewoon snel op de eerste was gevolgd. Dat is aardig, want alle liefhebbers van Robert B. Parker kunnen meteen controleren of ik gelijk heb in mijn idee dat dit nieuwe Spenser-boek, A Catskill Eagle, een opmerkelijk mijlpaaltje in zijn oeuvre is.
Robert B. Parker (geboren 1932) woont buiten Boston. Hij is hoogleraar geweest in Engelse literatuur, een belezen man dus, en hij is de geestelijke vader van een private eye: Spenser. A Catskill Eagle is, als ik het goed uitreken, zijn twaalfde in de serie. Parker wilde ook niet zomaar een private eye, hij wilde een hoofdpersoon in de grote Amerikaanse traditie. Hij las op zijn veertiende een detectiefje: Mr. Marlow stops for brandy, van de schrijver John Bentley. Hij vond dat wel aardig, en ging op zoek of er nóg iets over die Marlow was, en stuitte toen op The Big Sleep van Raymond Chandler en diens hoofdpersoon Philip Marlowe, en dat sloeg in als de bliksem - het was dé leesgebeurtenis van zijn jeugd. Voor zijn doctoraalscriptie koos Parker dan ook als onderwerp: ‘The Violent Hero, Wilderness Heritage en Urban Reality’, een studie naar de private eyes uit de boeken van Dashiell Hammett, Chandler en Ross Macdonald, en poogde daarin aan te tonen dat zij de erfgenamen zijn van de personages van Thoreau, Melville, Twain en Faulkner, zelfs Hemingway - vanuit de ‘wildernis’ naar het stedelijke equivalent. Ik heb de scriptie uiteraard niet gelezen, maar het is een aardig idee, en het toont in ieder geval aan dat Parker redelijk bezeten was van zijn onderwerp. En omdat hij vond dat er - na Chandlers dood - altijd een soort Philip Marlowe actief moest zijn en hij tevens zijn stellingen uit de scriptie wou bewijzen begon hij in 1971 aan zijn eigen creatie in zijn eerste boek The Godwulf Manuscript.
Hoe serieus dat allemaal is valt op te maken uit de naam van Parkers held. Chandler koos voor Philip Marlowe na een paar verhalen waarin de held nog Mallory heet, wat weer doet denken aan Malory, auteur van Le Morte d'Arthur, verhalen over de ridders van de ronde tafel. Parker zocht in de Engelse renaissance en pikte zijn hoofdpersoon na bestudering van The Faerie Queen, een heldendicht over ridderlijke avonturen, persoonlijke eer en moreel gedrag, van de hand van Edmund Spenser. In zijn eerste manuscript heette zijn private eye David Spenser, naar Parkers oudste zoon, maar later werd hij bevreesd voor de jaloezie van zijn tweede zoon en schrapte overal David, zodat Spenser tot op heden voornaamloos is.
Parkers Spenser trad verder geheel in de traditie die door Hammett, Chandler en Ross Macdonald was geschapen: verlosser, verdediger van de zwakken, en vooral de eenzame held op zoek naar rechtvaardigheid. Rauw als het moet - in het eerste boek schiet hij twee man neer en wurgt een schurk met blote handen - want hij is een oud-bokser en bovendien uitermate sterk want hij doet aan gewichtheffen. (Dat heeft hij uiteraard van zijn schepper en die weet er weer veel van want die publiceerde in 1974 een boek over gewichtheffen, wat, als ik de pers mag geloven, nog steeds in vakkringen veel gebruikt wordt.) Maar verder is hij, als zijn voorgangers, belezen, gevoelig, onverschrokken en slim. In Amerika is hij ingetreden in de reeks capabele navolgers, in Nederland heeft Spenser zijn heil moeten vinden in de reeks Prisma-detectives. ‘The Godwulf Manuscript’ heette bij ons Spenser en de linkse studente, en zo is dat lang gebleven. Nu moet daarbij gezegd worden dat Parker geen Chandler was en is, en daar kan hij ook weinig aan doen. Spenser heeft nu eenmaal niet (meer) die mythische mogelijkheden van de eerste private eyes. Zijn auteur moet ook maar een beetje redelijke plot zien te vinden en dat lukt Parker lang niet altijd. De aangename toon is er wel, de sfeer ook.
Spenser onderscheidt zich van zijn voorgangers door normale seksuele lusten. Daar waar Marlowe en Macdonalds Lew Archer altijd wel een ethisch smoesje bij de hand hadden heeft Spenser minder scrupules om tussen de lakens te stappen. In het eerste boek is dat bij de veelbelovende Brenda Loring (want Chandler laat zijn Philip trouwen met een Linda Loring - over dat soort dingetjes worden hele studieboeken geschreven!), maar al in Parkers tweede, God save the Child, duikt Susan Silverman op. Met die vrouw begint Spenser een relatie, ik weet er geen andere term voor. Wel trouwen, niet trouwen, wel feminisme, niet feminisme, los, vast, therapie, niet therapie, alles komt in de boeken aan de orde, geen moment ironisch of grappig, maar in ernst, en soms zelfs waardig beschreven.
Niet lang terug schreef Julian Symons in Times Literary Supplement dat ‘men de boeken van Parker niet leest vanwege de love interest’, en meteen kwamen daar brieven op van vrouwen die erop wezen dat juist Spenser zo'n boeiende verhouding met Susan heeft: hij verwacht niet dat ze zijn sokken stopt of haar ideeën voor hem verandert, hij voelt zich niet door haar bedreigd als zij wél een academische graad behaalt, et cetera.
Zo belanden we in 1984, bij Valediction. De Prisma-detectiefjes hebben afgedaan, de uitgever brengt het in paperback als Moordsekte. Spenser moet een verdwenen meisje zoeken (zijn specialiteit), maar hij doet dat met de pest in het hart want zijn Susan is naar Californië verdwenen omdat ze hem een lange tijd niet wil zien. Kijken wat ervan komt. Hij is min of meer in de rouw. Hij gaat naar bed met zijn overbuurvrouw (die weer Linda heet) en spreekt daar over de telefoon droevig met Susan over. Die geeft weer therapie: ‘Je moet je open stellen. Je moet je gevoelens durven tonen. Je bent als een fort waarvan de ophaalbrug is opgetrokken. Als Linda je helpt vind ik dat fijn voor je.’ Maar als Spenser tijdens een ruig knok- en schietpartijtje iemand om zeep helpt laat Linda het afweten, te bloederig. Spenser komt in het ziekenhuis terecht en Susan vliegt terug en zit aan zijn bed. Doek, over een redelijk Spenser-boek.