Droombeelden
Avedon laat zich veel voorzichtiger uit dan August Sander, die werkelijk een fysionomisch beeld van zijn tijd wilde creëren, door een typologische onderverdeling van zijn subjecten naar sociale herkomst en beroep; zijn eerste belangrijke boek was getiteld Antlitz der Zeit, en voorzien van een introductie door Alfred Döblin, die vergelijkbare ideeën had. In hoeverre Sander ook werkelijk zo iets als ‘het gezicht van zijn tijd’ fotografeerde is moeilijk te zeggen, maar het is zeker zo dat zijn foto's ons beeld van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek hebben gevormd. En het lijkt me dat Avedon, zonder de ouderwetse ambitie van totale objectiviteit, hetzelfde wil doen.
5. August Sander: Weduwnaar met zonen, Keulen, 1919
Dat hij dat wil komt tenslotte tot uitdrukking in zijn methode van fotograferen, vergeleken met die van Irving Penn in diens Worlds in a Small Room. De overeenkomsten in werkwijze zijn opvallend: beide fotografen werken met ad hoc geïmproviseerde locaties en een vooraf ontworpen plan over lichtval en formele samenstelling van de serie, maar de resultaten - en de bedoelingen - zijn zo verschillend als Kaïn en Abel. Penns uitgangspunt was een wensdroom, en hij heeft zijn foto's op die wensdroom gemodelleerd. Hij plaatste zijn figuren in een besloten ruimte met noorderlicht dat een plastisch, koel en mysterieus effect heeft; ‘voluptueus’ noemt hij het zelf. Zijn modellen zijn volgens een algemeen aanvaarde norm een uitgelezen verzameling van prachtige mensen. Het zijn eerder droombeelden dan registraties, en de personen in zijn serie zijn eerder geïdealiseerd dan gekarakteriseerd.
Avedons norm is niet algemeen, maar zeer specifiek, in de keus van zijn modellen en in zijn methode van fotograferen, die wordt beheerst door neutraliteit en optimale scherpte. Hij fotografeert zijn subjecten voor een groot wit vel papier dat tegen een muur, of de zijkant van een vrachtwagen is bevestigd, in de schaduw: ‘Ik wil dat de lichtbron onzichtbaar is, om de rol daarvan in de aanblik van dingen te neutraliseren.’ Hij gebruikt een 8x10 inch Deardorf camera op statief, een apparaat dat in zijn logheid en negatiefformaat vergelijkbaar is met de camera's van de fotografen die hij als zijn voorgangers noemt, Sander, Curtis en Brady. Zijn werkwijze gaat gepaard met langdurige voorbereidingen en een grote concentratie; het maken van één portret kost soms twee tot drie dagen. Gedurende al die voorbereidingen is het model aanwezig, en Avedon houdt hem of haar nauwkeurig in de gaten: ‘Tegelijkertijd observeer ik hoe hij zich beweegt, reageert, uitdrukkingen die op zijn gezicht verschijnen, zodat ik, tijdens het maken van het portret, door middel van instructies kan versterken wat hij van nature doet, hoe hij is.’
Dat versterken wordt in de hand gewerkt door de lange sluitertijden, en de zeer korte scherptediepte, die maken dat de persoon zich zeer lang zeer stil moet houden. Onvermijdelijk leidt dat tot een zekere verstarring. Avedon staat tijdens deze hele operatie naast de camera, assistenten spannen de sluiter en wisselen de cassettes.
Al deze gegevens maken iets duidelijk van de manier waarop Avedon zijn portretten destilleert, de mate van abstractie die hij daarbij toepast, de verdeling van realisme en kunstmatigheid, en de eliminatie van het toeval in zijn foto's. Zelfs de verlegenheid en het zelfbewustzijn van de gefotografeerde mensen speelt daarbij een rol. Hier geldt wat Golo Mann schreef in de inleiding van August Sanders Menschen ohne Maske: ‘Maar als (iemand) de camera met een zekere plechtigheid tegemoet treedt, met de bedoeling om zichzelf te presenteren, is hij nog iets meer dan zichzelf geworden; dan laat hij een heimelijk beeld van zichzelf zien. Er is geen beweging, geen lachen, alleen dodelijke ernst en het verlangen serieus genomen te worden. Dan is het type gecreëerd, en types is wat de maker van de portretten wilde vastleggen.’
Weer: een heimelijk beeld, maar deze keer heeft het woord een betekenis: het beeld dat mensen van zichzelf willen geven, en dat op een merkwaardige manier verhevigd wordt in de foto's van August Sander.
Ook Avedon geeft in zijn portretten het ‘typische’, hyperindividuele van mensen een tastbare vorm, die het in werkelijkheid niet heeft; al het andere, gewone, menselijke wordt er door opgeslokt: vreemde haargroei, pukkels, kromme ledematen, vlekkerige kleren en vlekkerige gezichten, maar ook een mooi gezicht, een liefelijke configuratie zoals de houtkoopman John Harrison met zijn dochter Melissa, en de drie prachtige Hutterites Jesse, Mart en Mike Kleinsasser.
Dit is grote portretkunst, van het type waarvan je je kunt voorstellen dat iemand zichzelf er liever niet aan overlevert.
■