Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenDe oudste en kleinste boekenclub van Nederland, de Wereldbibliotheek-vereniging, wordt per 1 januari 1987 opgeheven. Een dochter van die vereniging, de Exlibriskring der W.B.-vereniging mag zich echter verheugen in een groeiende belangstelling, zegt voorzitter G. Jan Rhebergen. ‘We hopen het te redden zonder de f4000, - subsidie die we van de vereniging kregen.’ Met legaten en schenkingen moet de oprichting van een Exlibris-museum in het Zuiderzeestadje Vollenhove mogelijk gemaakt worden, om niet onder te doen voor het in 1974 opgerichte Internationale Exlibris-centrum in het Belgische St.-Niklaas. De basis voor de collectie daar werd gelegd door Rhebergens verzameling van 40.000 ex-librissen. ‘Hoe je ex-librissen verzamelt? Nee, nee, het hoort in onze wereld niet om een boek te beschadigen door het ex-libris er uit te halen, je plakt er hoogstens die van jezelf naast. De aantrekkelijkheid van een exlibrisverzameling is dat je met bescheiden middelen originele grafiek verzamelt. Als verzamelaar geef je grafische kunstenaars de opdracht om een ontwerp te maken in een bepaalde druktechniek. De genummerde en gesigneerde afdrukken kun je dan ruilen met andere verzamelaars. Ik heb in mijn leven zo'n vijfhonderd opdrachten aan kunstenaars verstrekt. Bij elk soort boek kun je een bijpassend ex-libris laten maken. Een Vondelportret hoort natuurlijk niet in een boek over surfen.’ Onder de veelal zinnebeeldige voorstellingen is het vrouwelijk naakt zeer polulair. Dat houdt verband, legt Rhebergen uit, dat van oudsher artsen verzamelaars zijn van deze ‘kleingrafiek’. Met verbazing en verontwaardiging wordt in het jaarverslag melding gemaakt hoe het functionele bloot - van zo'n 5 × 5 cm. - aanstoot gaf onder de directie van De Telegraaf, die verwijdering eiste van de naakten op een in het Telegraaf-gebouw georganiseerde tentoonstelling. Een onbegrijpelijk hyprociete reactie, schrijft Rhebergen, ‘die we ons hoogstens zouden kunnen voorstellen van een Victoriaanse kerkbode, maar niet van een zich graag progressief noemend blad dat een aardige verdienste heeft aan seks- en contactadvertenties’.
Het Vlaamse programmablad Humo van 8 mei had een uitgebreid gesprek met W.F. Hermans. De interviewer, Wilfried Hendrickx, prijst Hermans' ‘goede wijn’ en meldt gekomen te zijn ‘vanuit geen ander gevoel dan oprechte bewondering’. Hermans: ‘En zo hoort het ook.’ De gespreksonderwerpen zijn Hermans' positie in de schrijverswereld, zijn collectie schrijfmachines, polemiek als ‘psychische hygiëne’ en Hermans' afkeer van ‘modisch engagement’. ‘Dat is een heel goede uitdrukking’, complimenteert Hermans zijn ondervrager. Het woord chaos voor zijn wereldbeeld wordt daarentegen gecorrigeerd: ‘Chaos niet. Wél de jungle.’ Wat schuchter brengt de interviewer een door hem geconstateerde onnauwkeurigheid in Homme's hoest naar voren: ‘Het meisje Helena stapt uit een zilveren Rolls Royce met draaiende koplampwissers en stapt in een nieuwe Jaguar E-type, maar in de tijd dat een E-type nog nieuw gekocht kon worden bestond het systeem van de koplampwissers op een Rolls nog niet.’ Een tweede onnauwkeurigheid is dat in het verhaal de Jaguar met een sleutel wordt gestart: ‘Dat klopt niet, dat gebeurt met een aparte startknop.’ De schrijver zegt ‘er vannacht niet noodzakelijk van wakker te zullen liggen’, en: ‘'t Is wel erg Nederlands om daar op te letten.’ Een opvallend milde reactie, voor wie zich Hermans paginagrote kanonnade herinnert die twee jaar geleden op criticus Wam de Moor was gericht. De Moor had in zijn recensie van Herinneringen van een Engelbewaarder de eenrichtingverkeersborden en een autoradio ten onrechte als anachronismen aangemerkt.
wf hermans
De Henriëtte de Beaufortprijs, een driejaarlijkse prijs voor de beste literaire biografie die dit jaar voor het eerst wordt uitgereikt, gaat naar Hans Werkman voor diens De wereld van Willem de Mérode, uitgegeven door De Arbeiderspers in 1983. De eerste druk dateert echter al uit 1971. Door Werkmans grondige revisie van het boek was de jury echter van oordeel dat het boek voldeed aan de statuten van de prijs: om en om wordt een Noord- en een Zuidnederlandse auteur bekroond, zodat de publikatietermijn telkens beperkt is tot de laatste zes jaar. Werkman, literair criticus van het Nederlands Dagblad, beschouwt de eerste uitgave als een jeugdwerk, en spreekt liever over zijn ‘tweede Mérode-biografie’. ‘Ik heb in de eerste biografie de grondfout gemaakt van iedere biograaf, door te veel het leven te interpreteren uit de poëzie. Het boek had ook een waterhoofd, in de tweede versie heb ik de delen eruit gehaald die gingen over Mérodes vader en broers, onder wie de uitgever Keuning van Bosch & Keuning. Over hen heb ik een afzonderlijk boek geschreven. Er is over De Mérode veel nieuw materiaal te voorschijn gekomen, zijn briefwisseling met de katholiek Gerard Brom bijvoorbeeld, waaruit blijkt dat Mérode zich heel openlijk uitsprak over zijn homoseksuele gevoelens. Ik heb de kritiek van Boudewijn Büch in Vrij Nederland, waarin hij mij beschuldigt van het gebruik maken van gefalsificeerd materiaal, kunnen ontzenuwen. Een niet opgelost raadsel is hoe De Mérode in 1936, onder Colijn, een ridderorde heeft kunnen krijgen, terwijl algemeen bekend was dat hij in 1924 veroordeeld werd wegens een pedofiel delict. Met die ridderorde staat De Mérode op het portret op het omslag, en iemand attendeerde mij daarop.’ Behalve de Mérode-biografie heeft Werkman (47) dertig titels op zijn naam staan, waaronder Een calvinist leest Maarten 't Hart; een recente publikatie waarin hij zich keert tegen het vloeken in de Nederlandse literatuur; en twee boeken over openhartchirurgie: Werkman werd in de begintijd van de hart-luchtbrug in Houston geopereerd, ‘Ik zocht toen naar een boek met informatie over hartchirurgie, dat was er niet en daarom ben ik het toen zelf maar gaan schrijven.’ Eerst heetten ze cursiefjes, en toen er plotseling heel veel cursiefjesschrijvers waren, hadden we het columnisme, een literair genre dat door Aad Nuis in zijn ‘Brandende Kwestie’ gekarakteriseerd werd als ‘een gênante mengeling van woordjeskunst en kippedrift’. Uitgeverij Sijthoff ziet er juist de mogelijkheden in tot een serie. Sijthoffs plannen voor een reeks columnisten die hun stukjes nog niet gebundeld zagen, ontstonden naar aanleiding van een geschiedenis van de column, die men daar eerstdaags laat verschijnen: Ad Gijselharts De column als vrijplaats. Gijselhart portretteert Nederlandse columnisten en bespreekt hun buitenlandse voorbeelden, beginnend bij Multatuli, en via Barbarossa en Jacques Gans eindigend bij Jan Blokker. Het boek adstrueert de stelling dat ‘columnisten meer mogen’, hoewel er geruchtmakende affaires zijn geweest waarin aan de rechter werd verzocht om misbruik van die bovenwettelijke positie af te straffen; Gijselhart bespreekt de juridische procedures tegen Brandt Corstius, Büch, Derksen en Komrij. De reeks ‘Columns’ staat onder redactie van Robert-Henk Zuidinga, die pas geleden een keuze maakte uit-de columns van Daan van der Vat, in de jaren vijftig Londens correspondent van De Tijd, en bekender onder zijn naam als light-verse dichter Daan Zonderland. Eerste in de reeks moderne columnisten is Emma Brunt met haar columns uit de Haagse Post, als tweede bundelt Nico Scheepmaker zijn stukken over literatuur, en er worden onderhandelingen gevoerd met Jan Mulder, Aart van Zoest en Johan Anthierens. Niets kwaads over hen, maar loopt omdat de échte coryfeeën al gebundeld zijn, de serie niet het risico dat men al heel snel is aangewezen op het tweede garnituur? ‘Dat is wel zo,’ zegt redacteur Hanca Leppink van Sijthoff, ‘maar daarom pakken we het ook voorzichtig aan. We geven ze heus niet allemaal tegelijk uit.’ |
|