Tijdschrift
Wat valt er nog te onthullen over de dichter, schrijver en criticus Hans Warren, die als enige in het Nederlands taalgebied zijn gehele journal intime stap voor stap aan zijn lezers prijsgeeft? Dat vroeg ik me af toen ik Het Oog in 't Zeil april '86 opensloeg, dat geheel gewijd is aan Warren, met als ondertitel ‘van de schaduw in het licht’. Het is wat exhibitionistisch om nu ook nog de foto's bij het dagboek te publiceren van vrienden en desbetreffende passages uit het Geheim Dagboek. Zou Warren bang zijn dat hij voor zijn dood niet meer echt beroemd wordt? Zijn dagboeken worden terecht gepresenteerd als literatuur, als een specifiek literair genre. Het publiceren van de foto's lijkt een angstige bewijsvoering: zie maar, het is toch allemaal echt gebeurd, niks fictie, niks verzonnen. Dat doet afbreuk aan juist de ontegenzeggelijk literaire waarde van de dagboeken. Maar dat is het minste bezwaar dat ik tegen veel van de bijdragen in Het Oog in 't Zeil heb. Als je alle stukken in dit nummer gelezen hebt, kom je tot de conclusie dat het voor de bestudering van Warrens werk eigenlijk funest is dat hij zo veel over zichzelf aan het prijsgeven is. Geen enkele bijdrage citeert niet uit het Dagboek, vrijwel alle auteurs bewijzen ontwikkelingen in zijn werk aan de hand van door Warren verstrekte mededelingen over zijn leven. Frans de Rover en Wim Hottentot maken daarbij in het openingsstuk nauwelijks onderscheid tussen de bedoelingen die de auteur Warren had/heeft blijkens zijn dagboekaantekeningen en de gerealiseerde intentie van zijn proza en poëzie. De Rover en Hottentot zijn zo druk bezig met het aantonen van ontstaansgeschiedenis, datering, verwantschap et cetera aan de hand van de dagboeknotities - waarbij ze ook om de zaak lekker leesbaar te houden ruim uit de dagboeken citeren - dat ze niet meer toekomen aan een echte analyse van bijvoorbeeld Warrens poëzie. Wie
kan erin geïnteresseerd zijn dat het penisje van Sebastiaan (Verzamelde Gedichten, p. 640) eigenlijk dat van Camiel uit de roman Steen der hulp is en om precies te zijn toebehoort aan een jongen waarmee Warren heeft liggen rotzooien in de Zeeuwse duinen (Dagboek, 26 juni 1950)? Als de neerlandistiek op dit spoor doorgaat, kan er nog het een en ander aan afstudeerscripties tegemoet gezien worden. Piet Calis onderzoekt naar aanleiding van een dagboekaantekening de achtergronden van het illegale blaadje Maecenas, waarin Warren debuteerde, Linda Deraet en Tom Lanoye geven inderdaad een uittreksel van hun scripties. Mario Molengraaf ontkent het experimentele in Warrens gedicht ‘Aubade met lijsters’ omdat het echte vogelgeluiden weergeeft. Toch zou Warren zonder de voorbeelden van Schwitters en Van Doesburg volgens mij nooit zo'n onomatopeïsch vers geschreven hebben.
EVA COSSEE