Humeuren & temperamenten
Onrust
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Dat alleen in de beleving van het moment het geluk ligt, is theoretisch een open staldeur. Toch blijft in de praktijk geen deur zo hermetisch gesloten als juist deze. Door steeds in afwachting te zijn van het moment dat we willen plukken, pakken, verduurzamen - we hebben er een heel vocabulaire voor ontwikkeld - verlenen we het moment dat er is een transito-functie, onwerkelijk en onpersoonlijk. We gebruiken het moment als wachtkamer voor een moment dat waarschijnlijk niet komen zal. Vaak is ook het moment al bezet door een achterwaartse gedachte. We mijmeren na over hoe we hebben genoten en vormen een diffuus verleden om tot een serie geluksmomenten te komen. Want uit wat achter ons ligt valt, als we dat willen, een ordening, een hiërarchie, een essentie te distilleren. Fictief, weliswaar, en van onze gril afhankelijk, maar we hebben er nu eenmaal behoefte aan.
Zoals we er ook behoefte aan hebben in een toekomst die misschien nooit zal aanbreken alvast verhevigingen en afbakeningen te ontdekken. Elk moment zijn we in verwachting van het moment.
We weten dat we het geluk door onze vingers laten glippen door te veel bij vroeger stil te staan en te verlangend of te onrustig naar de toekomst uit te zien. Door ons karige sneetje tevredenheid uit het verleden te herkauwen of door te hopen op het mooie dat ongetwijfeld in aantocht is, door onze tijd eindeloos naar achteren of naar voren op te rekken, verkwisten we het enige moment dat ons de sensatie van de eeuwigheid zou kunnen schenken - het nu.
Morgen zal alles beter worden. Straks zal ik gelukkig zijn. Als ik nu maar dit of dat nalaat, zal ik daar binnenkort plezier aan beleven.
Altijd blijft het bij binnenkort, straks, later. We lopen rusteloos achter het moment aan - als achter een worst die, aan een staak die we zelf vasthouden, voor onze neus bengelt. Al uitsluitend in het moment te leven, zonder indringerschap van verleden of toekomst, het blijft, open deur of niet, meestal een schone wensdroom. Gepieker, projectiezucht, schuldgevoelens, een hang naar continuïteit, alles weerhoudt ons ervan. Hoe meer we er op gebrand zijn iets van het leven te maken, des te meer vergeten we dat we aan het leven zijn. Van het ene naar het volgende moment zijn we in verwachting en afwachting.
Het wil maar zelden tot ons doordringen dat we al hebben wat we verlangen. Daarvoor moeten immers zowel het verleden, de toekomst als dat verlangen zelf uit ons zijn weggevloeid om plaats te kunnen bieden aan de overgave die tegelijkertijd de hoogste vorm van bewustzijn is. De seconde maakt dan geen deel meer uit van de eeuwigheid maar de eeuwigheid is in de seconde. Ons lichaam vormt dan niet langer een fractie van het heelal, het heelal huist in ons oog. Al onze zintuiglijke ervaringen zijn geest geworden en onze geest is louter zintuig. Verankerd zijn we in het moment, we herinneren ons geen onrust meer en al evenmin koesteren we een zotte hoop op betere tijden, eenvoudigweg omdat de herinnering en de hoop er niet meer zijn. We hoeven niets te vrezen noch na te jagen. We houden het moment in onze handpalm.
Het vermogen in het moment te leven wordt gestimuleerd door de kunst, door de muziek in het bijzonder. Ook drank verhevigt dat geluksgevoel en bevrijdt het ogenblik van insluipers. De meest radicale manier om zich één te voelen met het heelal - heel wat culturen hebben daar rituelen omheen geweven - is het dronken luisteren naar muziek. Het is de opperste genotservaring van de mens. Als tenminste de musici niet dronken zijn.