Lexicons
Ton Anbeek vindt het erg lastig ‘een aantoonbare uitglijder’ in een van beide door hem beschreven Lexicons van de Nederlandse letterkunde te vinden (Boekenbijlage, 26-4-'86), maar hij maakt het wel erg makkelijk er eentje aan te wijzen in zijn eigen verhaal. Zijn verbazing over de zeven aan Vondel toebedeelde pagina's is zo groot, dat ook hij het weer niet laten kan Vondel ‘de kousenhandelaar van de Warmoesstraat’ te noemen. En dat vind ik een uitglijder. 't Is zo typisch Hollands om het beroep dat een bepaalde benepenheid schijnt aan te geven als beschrijving aan de schrijver vast te plakken. Terwijl het volgens mij aangeeft dat een schrijver die drie eeuwen later nog steeds zeven pagina's in een lexicon haalt, toentertijd in zulke benepen omstandigheden moest leven, omdat zijn werk hem niet genoeg opleverde om in zijn persoonlijke behoeften te voorzien.
En waarom alleen ‘de ketters die beweren...’ aan het woord te laten? Uit eigentijdse waarneming had Ton Anbeek kunnen melden dat het Publiekstheater in de afgelopen jaren twee stukken van deze ‘Nederlandse Shakespeare’ met groot publiek succes véle malen heeft gespeeld en dat beide stukken, Lucifer én Adam in ballingschap, zelfs de Nederlandse televisie haalden. Het trof mij dit van een zo eigenaardige Hollandse, knorrige vergelijkingsmentaliteit doortrokken stukje te lezen, twee dagen voor ik op de Universiteit van California op verzoek een college over Vondel ga geven, na dat een tijdje terug al met veel plezier op die van Austin in Texas te hebben gedaan. Een dezer maanden komt in de V.S. al de twééde vertaling in het Engels van Lucifer uit, zonder dat er een publiciteitsmachine aan te pas hoefde te komen om Nederlandse schrijvers in Amerika te introduceren. Schrijvers krijgen altijd te weinig aandacht, nooit te veel.
Berkeley
Hans Croiset