Tijdschrift
De schrijver die zich erop beroemt over zijn eigen leven niets dan de naakte waarheid te onthullen, bijvoorbeeld in een autobiografie, beseft niet dat de herinneringen geen pact met de werkelijkheid hebben gesloten maar juist met de verbeelding. Aldus Paul de Wispelaere in Raster 36/1985 dat in zijn geheel aan het thema ‘het geheugen’ is gewijd. De verraderlijkheid van het geheugen zit 'm minder in het vergeten zijn van bepaalde dingen als wel in heel heldere herinneringsbeelden die bij nadere controle onjuist blijken te zijn. De Wispelaere geeft het voorbeeld van een foto die hij ooit nam van zijn vriendin in een pompoengele jurk. Als hij de foto heeft opgezocht, blijkt de jurk tot zijn verbazing ‘zo blauw als de lucht’ te zijn. (Zou de complementariteit van de kleuren blauw en geel iets met de verwisseling te maken hebben, vroeg ik me af.) Ook beschrijft hij het radeloze zoeken van de toerist in een stadje waar hij jaren eerder was, naar dat ene pleintje met uitzicht op de basiliek en een terras met blauw en wit gestreepte tafelparasols. Dat soort dingen vind je nooit meer terug. Niet alleen kan dat pleintje wel heel ergens anders geweest zijn, maar ook worden er voortdurend achter je rug om allerlei dingen veranderd. Ook Ivo Michiels gaat in zijn beschouwing in op het falende geheugen dat voor hem niet meer is dan een kaduke kapstok om het literaire netwerk aan op te hangen. Hij begint met een citaat van Ortega y Gasset: ‘De creativiteit begint waar het geheugen ophoudt,’ waarvan hij grappig genoeg niet zeker meer weet of die inderdaad wel van de Spaanse filosoof is. Elmer Schönberger bespreekt het nog veel gebrekkiger geheugen voor geluid (wie weet er nog hoe zijn stem klonk toen hij zeventien, zes of drie was?) en merkt op dat de meeste herinneringen in stilte zijn gedompeld, een reden waarom hij de fotografie de melancholiekste van alle kunsten noemt. In een analyse van de humor van Laurel
& Hardy suggereert J. Bernlef dat het de volstrekt blanco instelling is waarmee zij de wereld tegemoet treden (eigenlijk een toestand van amnesie) die bij de toeschouwers tot de bekende onbedaarlijke lach leidt. Verder drie stukken over ‘oral history’. In een daarvan gaat Selma Leijdesdorff in op het probleem van de romantische nostalgie bij haar onderzoek naar het Amsterdamse joodse proletariaat. Hoe komt het dat geïnterviewden altijd vroeger alles beter en mooier vonden? Alles kan alleen nog maar in het licht van de verschrikkingen van de oorlog gezien worden. Het enige fictie-verhaal in Raster is van K. Schipers: een echt Schippersverhaal over een dame die niet kan onthouden of ze nu wel of niet haar medicamenten heeft ingenomen en die om haar geheugen te prikkelen ertoe over gaat het pillendoosje op de meest onmogelijke plekken te verstoppen.
BR