[Langzamerhand kunnen we de schijn niet meer ophouden dat cultuur een zaak voor iedereen is - vervolg]
een discours dat zich grotendeels van de literatuur heeft losgemaakt. Men moet dit met een bepaalde gelatenheid aanschouwen. Groeperingen functioneren volgens dezelfde wet. We hebben in Duitsland een Schriftstellerverband, waarover veel gesproken en gepolemiseerd wordt. Dat is een organisatie, waarin de auteurs eigenlijk niet meer aan bod komen, omdat de mensen die de meeste energie aan de groepering besteden, mensen zijn die minder met hun eigen werk bezig zijn dan met het bestuur van hun club. Daardoor ontstaat een selectie en een verzelfstandiging. Reeds bij de interpretatie van het literaire werk begint dit afscheidingsproces van het eigenlijke voorwerp. Ik zie daar eerder een sociologisch proces in.’
Waarom oefent Diderot zo'n grote aantrekkingskracht op u uit? Omdat een dosis Diderot ervoor zou zorgen, dat het niet meer zo muf zou ruiken in de intellectuele psychodroom, zoals u in Politische Brosamen schreef? Of is hij de enige uit de Verlichting, waarvan u het gevoel heeft dat hij werkelijk iets verstandigs gezegd en geschreven heeft?
‘Ja, hij was zo'n onbetrouwbare Aufklärer. Onbetrouwbaar in de zin, dat hij niet geprobeerd heeft om de tegenstellingen, die in het ontwerp van de Aufklärung zélf liggen, te verdoezelen of weg te moffelen. Het populaire beeld van de Verlichting klopt toch al niet. In dat beeld is een gladde perfectie geslopen: de mensen worden voortdurend beter, de vooruitgang is compleet lineair, we zijn géén gespleten naturen, we hebben ons project en daar zijn we tevreden mee. Merkwaardig, Diderot behoorde tot de uitvinders van dit project maar zag op het moment dat hij het ontwikkelde er ook de tegenspraken van. Zeker heeft hij ze niet allemaal kunnen uitspinnen, maar mij imponeert dat hij juist geen doctrinair was. Daar is temperament, ik zou zelfs zeggen humor voor nodig. Zeker heeft het ermee te maken dat Diderot een betekenisvol kunstenaar was, want als echte doctrinair kan je niet meer creatief werken. Omgekeerd, als men te getalenteerd is, verliest men waarschijnlijk de vaardigheid om tegen de theorie storm te lopen.’
Heeft u daarom gezegd dat, althans wat u betreft, het tijdperk van de consequentheid afgelopen is?
‘Dat komt mij natuurlijk van pas. De consequentheid is natuurlijk ook een enorme esthetische hinderpaal. Ik geloof echter niet dat het om een individuele voorliefde gaat. Zoveel zaken zijn tot in de laatste consequentie uitgeprobeerd - wij spreken nu niet van hypothesen maar van ervaringen - dat je er toch een beetje bang van wordt. Kijk maar naar bepaalde vormen van architectuur, die consequent wilden zijn. Het ontbreekt mij bijvoorbeeld niet aan respect voor de pionier die voor de eerste keer op het idee kwam om een huis zonder ornament te bouwen. Dat was zeker een geniale man. Maar ook dit experiment is tot in de bewusteloosheid doorgedreven en we hebben gezien dat wij daardoor in de onbewoonbaarheid zijn aangeland. Het is niet zomaar een persoonlijke hobby, als ik zeg dat consequentheid niet mijn grootste ambitie is.’
Wat zou de rol van de cultuur in deze tijd moeten of kunnen zijn?
‘Grote prestaties in de cultuur ontstaan als plotseling een bepaalde kritische massa voorhanden is, dan ontstaan die pleiaden, dan heb je plotseling zeven of acht mensen door wie iets kolossaals in beweging wordt gezet. Daarin steekt niets wat demografisch of voorspelbaar is. Er zijn momenten dat ik zin heb om te zeggen: wat de cultuur moet, kan men altijd pas dan zeggen als ze iets tot stand heeft gebracht. Dat wil zeggen dat de verklaringen post factum komen.
■