Brieven
Naslagwerk
‘Een aantoonbare uitglijder is niet te vinden,’ schrijft Ton Anbeek in zijn bespreking van twee recente literaire naslagwerken (Boekenbijlage 26 april jl.). Als hij daar moeite mee heeft, wil ik hem graag even helpen. Ik bepaal mij tot het Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde. Om de simpele reden dat ik dit boek heb gekocht. Of ik daaraan verstandig heb gedaan, is een andere vraag.
ALEXANDER COHEN: Hoewel de inleiding belooft dat ‘de biografische en bibliografische gegevens in het algemeen (zijn) bijgewerkt tot en met 1984, waar mogelijk nog tot medio 1985’ blijkt dit met Alexander Cohen niet te zijn gebeurd: niet genoemd worden zijn becommentarieerde bundels Uiterst links (samengesteld door Ronald Spoor) en Uiterst rechts (samengesteld door Max Nord), twee cahiers van De Engelbewaarder uit 1981.
COLUMBUS: bij de fuserende ‘oorlogsblaadjes’ behoorde niet De Roode Lantaarn. Dat was niet eens een oorlogsblaadje, het verscheen van augustus tot en met december 1945.
JACQUES GANS: Het is een absurd idee dat Gans, die in 1934 uit de Communistische Partij Holland is gestapt en die sindsdien bij zijn voormalige kameraden gold als een renegaat, ooit zou hebben geschreven in De Waarheid (opgericht 1941).
Bij zijn publikaties wordt genoemd: Tussen oude en nieuwe fascisten (1942). Drie fouten: Gans was nog lange tijd een verwoed aanhanger van de oude spelling, het is dus Tusschen; het boekje verscheen niet in 1942 maar in 1945 en er moet bij dat het een dichtbundel was.
JACQUES DEN HAAN: Zijn belangrijkste boek, de essaybundel Een leven als een oordeel, wordt niet genoemd.
JAN HANLO: Het is onjuist dat er in de Tweede Kamer vragen zijn gesteld over zijn vers Oote. Wat er wel is gebeurd, is dit: Mr. Wendelaar, lid van de Eerste Kamer voor de VVD, heeft zich bij de begrotingsbehandeling van O.K. en W. in 1952 uitvoerig staan opwinden omdat er subsidie werd verstrekt aan het maandblad Roeping. Ter adstructie las hij met gedragen stemgeluid Oote voor, dat in dit blad was verschenen.
ALBERT HELMAN: De Grote Adviescommissie (niet raad) van de Illegaliteit werd niet tijdens, maar na de oorlog geïnstalleerd.
JOHANNES DE KOO: Al bijna een eeuw schrijven encyclopedieënschrijvers van elkaar over dat hij de auteur zou zijn van een toneelstuk dat De candidatuur van Bommel heet. De titel luidt echter: De candidatuur-Van Bommel.
RE1NOLD KUIPERS: Niet geboren op 26 juni, maar op 26 augustus 1914. Gek, ook de geboortedag van Boudewijn Büch wordt twee maanden te vroeg opgegeven. Computerstoring?
Het lexicon beweert dat Kuipers ‘een respectabel aantal bloemlezingen’ op zijn naam heeft staan. Hoeveel is ‘een respectabel aantal’? Vijf, of tien? In werkelijkheid heeft hij niet één bloemlezing samengesteld, alleen twee bundeltjes met ongepubliceerd werk van diverse auteurs, een onderscheid dat de redactie van een letterkundig lexicon behoort te kennen.
H. MARSMAN zou van 1938 af in de NRC hebben geschreven. Dat deed hij echter al in de jaren '20.
PROLOOG: Het debuut van Willem Frederik Hermans als romancier met een fragment uit Conserve wás geen debuut, acht maanden eerder had al een stuk uit dit boek in Criterium gestaan.
AB VISSER: Dit stukje deugt werkelijk van geen oor tot poten. Bijna alles wat hier wordt meegedeeld, is onjuist. Om te beginnen: hij is nooit onderwijzer geweest, al werd hij voor dit beroep opgeleid.
De vijfdelige Jo (niet Johan) Rutgersserie behoort niet tot zijn jongensboeken, het zijn autobiografische romans en verhalen.
Rudolf de Mepse is geen historische studie, maar een historische roman.
God in Frankrijk is geen reiskroniek, maar een roman uit de Jo Rutgers-serie. De buurt is het eerste deel van deze serie. Het lijstje van zijn overige werken bevat nog meer onzin. Vertellingen uit de ambachtschool is zodanig in de context geplaatst, dat het lijkt of dit een afzonderlijk boek is, maar het is de ondertitel van Meubelmaken III.
De man zonder hoofd is niet alleen nog altijd een zeer leesbaar boek, het is ook het enige Nederlandse voorbeeld van een ‘Gothic novel’. Ik vind dat een letterkundig lexicon zoiets behoort te vermelden. Hoornvliet moet zijn: Hoornvlies.
Hippocrates en Hermandad is geen studie, maar een bloemlezing misdaadverhalen.
Bij de literatuur over deze auteur wordt verwezen naar een artikel van mevr. G. Fortuyn-van de Spelt in Spektator. Wie zich met veel moeite toegang heeft verschaft tot dit weinig courante periodiek, komt tot de ontdekking dat het hier een simpel boekbesprekinkje betreft, waar je niets aan hebt voor je scriptie. Ik kan geen andere conclusie trekken dan dat de zorg van Ab Visser is opgedragen aan een mavo-scholier, die met zijn gedachten nog bij de Bob Evers-serie zat, toen hij moest schrijven over de Jo Rutgers-serie.
En ik denk maar: als er van de gegevens die ik kan controleren al zo weinig klopt, wat moet ik dan geloven van de gegevens die ik niét kan controleren?
Utrecht
Hans van Straten