En verder:
Als er één uitgave in aanmerking komt voor onsterfelijkheid en onuitputtelijkheid, dan is het wel De encyclopedie van domheid. Aan domheid is nooit gebrek. Dat begreep Flaubert toen hij zijn Encyclopédie des idées récues ontwierp en evenzo Robert Musil toen hij zijn essay Über die Dummheit schreef. Het thema fascineerde Matthijs van Boxsel dermate dat hij een vierjaarlijkse uitgave is begonnen onder de titel De encyclopedie van de domheid en daarvan nu de inleiding heeft laten verschijnen in een uiterst verzorgd uitgaafje van 48 pagina's. Deze uitgave kan men beschouwen als de prolegomena waarin de reikwijdte van het onderwerp wordt aangestipt en de opzet van de uitgave wordt uiteengezet. Van Boxsel is een beetje breedsprakig, maar schrijft duidelijk en aangenaam en hij weet zoveel van zijn onderwerp dat er over enkele jaren ‘een wereld van de domheid’ op papier moet zijn ontstaan. Aan de orde zal mettertijd komen: het signalement van de domoor (fysionomie, kleding, heraldiek, kleuren, attributen, beroepen, eigennamen, eigennamen); het landschap van de domoor (kamerinrichting, ruimtelijke ordening, staatsinrichting, verwachtingshorizon, de koude grond (!)); de topografie van de domheid (landen - fictief en bestaand); bestiarium stupidum (domme diergaarde); de taal (taalverdwazing, taalbederf, gemeenplaatsen); de esthetica van de domheid (kitsch, muzak, de mop, amusement, oubolligheid) enzovoort. Van Boxsel is zich bewust van de veelkoppigheid van de domheid en de benaming van de uitgave - encyclopedie - moet informeel worden opgevat: het is niet de bedoeling iets definitiefs over de domheid te schrijven, want domheid verandert van plaats en tijd, zodat er ‘alle ruimte is voor tegenstrijdige informatie en kritiek’. ‘Als er al sprake zou zijn van een methode of een moraal in de opzet van onze onderneming, dan is het
die van de deeloplossing en de waarheid die schuilt in de som van de tegenstellingen.’ In ieder geval gaat in deze eerste uitgave een wereld open. (Verschijnt 4 x per jaar, abonnement f75, -, losse delen f20, -. Postbankrekening 4769811, t.n.v. Riba-pers Amsterdam.)
In Hollands Maandblad van maart staat in extenso de correspondentie afgedrukt die H.J.A. Hofland voerde met verschillende gemeentelijke instanties, de wethouder en de burgemeester van Amsterdam en met de minister van Justitie Mr. F. Korthals Altes. Het hiermee uitgedrukte opklimmende ongenoegen betreft een misstand die zich op pakweg honderd vierkante meter in de binnenstad van Amsterdam afspeelt, te weten het stukje straat tussen de St. Luciënsteeg en de Nieuwe Zijds Voorburgwal, nog nauwkeuriger: achter het gebouw van de Kunstuitleen. In deze steeg is het kantoor gevestigd van NRC Handelsblad, althans de Amsterdamse vestiging daarvan. Het stukje straat is verboden voor welk voertuig dan ook, maar toch staat het er altijd vol auto's, met als gevolg dat bezoekers van NRC Handelsblad en van andere in het pand gevestigde kantoren niet zelden halsbrekende toeren moeten uithalen om binnen te kunnen komen. Dit gedeelte van de binnenstad is ook uiterst geliefd bij de bezitters van honden die zo veel eten of zo groot zijn dat ze bolussen bakken van uitzonderlijk formaat die ze juist dáár deponeren terwijl het baasje met een gemelijk gezicht alle kanten uitkijkt alsof er niets aan de hand is. Dat is er wel, volgens Hofland, en hij probeerde te bewerkstelligen dat het daar onrechtmatig geparkeerde blik onverwijld de wielklemmen kreeg en dat de drollen in ieder geval regelmatig zouden worden verwijderd zodat hij zijn werkplek ongeschonden zou kunnen bereiken. Aanvankelijk leek het erop dat hij geen gehoor zou vinden en hij voelde zich al van burger tot querulant worden, maar tenslotte reageerden zowel wethouder Van der Vlis als burgemeester Van Tijn én de minister welwillend en met begrip en beloofden maatregelen. H.J.A. Hofland bevindt zich momenteel in Amerika, NRC Handelsblad is per 7 april verhuisd naar het gebouw van De Grote Club aan de Dam. Waarnemers melden dat de toestand er enige tijd beter uitzag,
maar dat het nu weer dagelijks raak is. Ware Hofland in het land geweest, dan had hij weer helemaal overnieuw kunnen beginnen met het schrijven van brieven.