De onbetamelijke daden van Benedetta Carlini
Een mystica die afweek van de rechte leer
Immodest Acts. The Life of a Lesbian Nun in Renaissance Italy door Judith C. Brown Uitgever: Oxford University Press, 214 p., f63,25
Benjo Maso
Casanova vond het uiterst opwindend om zijn vriendinnen met elkaar te zien vrijen. Opwindend en vermakelijk, want het kwam geen moment bij hem op om erotische betrekkingen tussen vrouwen serieus te nemen. Verliefdheid van de ene vrouw op de andere was in zijn ogen ‘onbeduidende nonsens’, een zinsbegoocheling’. Uiteraard was Casanova een macho par excellence, maar zijn mening over lesbische contacten werd door bijna al zijn mannelijke tijdgenoten gedeeld. In het pre-moderne Europa waren de opvattingen over seksualiteit strikt ‘fallocentrisch’: seks was iets dat zich tussen mannen en vrouwen of desnoods tussen mannen onderling afspeelde. Het was bekend dat er vrouwen waren die erotische contacten met elkaar onderhielden, maar eigenlijk wist niemand daar goed raad mee. In sommige Europese landen bestonden weliswaar wetten waarin dergelijke praktijken strafbaar werden gesteld, maar deze werden bijna nooit toegepast. Ook de Kerk nam een aarzelende houding in. Af en toe was er eens een theoloog die enige klaarheid in de kwestie trachtte te brengen, maar gewoonlijk zonder veel succes. Het gevolg was dat de kerkelijke gezagsdragers al even weinig tegen vrouwelijke homoseksualiteit in het geweer kwamen als de wereldlijke autoriteiten.
Hedendaagse historici zullen gemengde gevoelens hebben over deze lankmoedigheid. Want als gevolg daarvan hebben lesbische relaties maar zeer weinig sporen achtergelaten in de gerechtelijke en kerkelijke archieven, de voornaamste bronnen voor onze kennis over alles wat als afwijkend werd beschouwd. Volgens Judith Brown zijn er uit het middeleeuwse en vroeg-moderne Europa slechts elf summier gedocumenteerde gevallen van vrouwelijke homoseksualiteit overgeleverd. (Uit Nederland zijn er echter meer voorbeelden bekend dan het ene dat zij citeert).
Gezien deze schaarste aan gegevens is het begrijpelijk dat Judith Brown in grote opwinding raakte toen zij in de staatsarchieven van Florence bij toeval een dossier uit het begin van de zeventiende eeuw ontdekte waarin een uitvoerige beschrijving voorkwam van de seksuele relatie tussen twee nonnen uit het nabij gelegen Pescia. En het dossier bevatte nog veel meer. Een van de beide nonnen, Benedetta Carlini, had zich namelijk een grote reputatie als mystica verworven. Dat was voor de kerkelijke autoriteiten aanleiding geweest om zich uitgebreid met haar bezig te houden. Sprak zij de waarheid over haar visioenen? En zo ja, waren deze het werk van God of van de duivel? Tot tweemaal toe trachtte een commissie van geestelijken het antwoord op deze vragen te vinden. Het materiaal dat daarbij verzameld werd, vormt de basis voor Immodest acts, een reconstructie van Benedetta's leven volgens de methoden van de moderne ‘mentaliteits-geschiedenis’ die de laatste jaren ook in Nederland zeer populair is geworden. Judith Brown is een waardige vertegenwoordigster van deze ‘school’ en haar studie is nu al mijn kandidaat voor de lijst van beste boeken van 1986.
Benedetta werd in 1590 in het Toscaanse bergdorpje Vellano geboren. Haar geboorte verliep zo moeilijk dat haar ouders, uit dank dat zij gespaard bleef, besloten haar aan de dienst van God te wijden. Al in haar eerste levensjaren waren er tekenen die erop leken te wijzen dat Benedetta een bijzondere bestemming tegemoet zou gaan. Zo werd zij aangevallen door de duivel in de gedaante van een zwarte hond; later verscheen er een nachtegaal die haar bij haar lofzangen op Maria begeleidde. Kort na haar intrede in het klooster, in 1599, trachtte een Madonnabeeld haar te omhelzen. In 1613 begon zij visioenen te krijgen van Jezus en van de engelen. Haar biechtvader gebood haar om haar mystieke ervaringen te onderdrukken, maar het duurde twee jaar voordat zij daarin slaagde. In 1617 begonnen de visioenen opnieuw. Ditmaal waren het echter geen engelen die aan haar verschenen, maar demonen, die haar aanvielen en trachtten te verleiden. Benedetta's superieuren meenden dat zij in haar strijd tegen de boze machten hulp nodig had en wezen haar een vaste metgezellin toe, zuster Bartolomea Crivelli.
Niet lang daarna verschenen de stigmata, de kruiswonden van Jezus, op Benedetta's lichaam. In een nieuwe reeks visioenen gaf Jezus haar een beschermengel, Splenditello genaamd, ruilde zijn hart met het hare, en kondigde ten slotte aan dat hij haar publiekelijk zou huwen. Het gerucht hierover drong tot de buitenwereld door en het klooster werd overladen met giften. Er werd een grootse ceremonie georganiseerd, maar tot teleurstelling van de aanwezigen verscheen Jezus niet in zichtbare gedaante. Wel sprak hij door de mond van Benedetta, ‘zijn grootste dienares op aarde’, en hij waarschuwde dat hij iedereen die de toorn van zijn bruid zou opwekken, met de eeuwige verdoemenis zou straffen.
De dag na dit mystieke huwelijk besloot de hoogste kerkelijke gezagsdrager van Pescia, de proost, een onderzoek in te stellen. Tijdens de ceremonie waren geen wonderen geschied die eventuele twijfels over Benedetta hadden kunnen wegnemen. Maar als zij een bedriegster was, diende zij zo snel mogelijk ontmaskerd te worden, omdat zij een enorme macht aan Jezus' woorden zou kunnen ontlenen. Benedetta had echter weinig te vrezen van het onderzoek. Zoals Judith Brown aantoont, hadden alle betrokkenen belang bij een positieve conclusie. De proost ijverde er al twintig jaar voor om Pescia tot bisschopszetel te laten verheffen. De aanwezigheid van een heilige in zijn stad kon zijn aanspraken alleen maar versterken. Het klooster van Benedetta was eveneens in een vestigingsstrijd verwikkeld. Toen Benedetta toetrad, was het nog geen volwaardige religieuze instelling en pas in 1611 had het voorlopig erkenning gekregen. Wanneer Benedetta's visioenen echt waren, zou dat een onbetwistbaar teken zijn dat Gods zegen op de onderneming rustte. Het onderzoek was zeker niet oppervlakkig, maar de getuigenissen van de nonnen waren gunstig en de proost had geen behoefte om als advocaat van de duivel op te treden. Benedetta werd als authentieke mystica erkend, en toen het klooster een jaar later de zo fel begeerde officiële erkenning van de Paus ontving, werd zij tot abdis gekozen.