Gestyleerd drama
Televisie is de grote vervlakker, waardoor mensen in slaap gewiegd worden en waar ze aan verslaafd raken. De tv kent geen hiërarchie van belangrijke en minder belangrijke dingen. Altijd kun je overal in vallen en de draad oppakken, want er is geen onderwerp dat langer dan tien minuten duurt (nodig voor de reclame-intervallen). Er zit geen systeem in: van watersnood in India naar droogte in Afrika. Er wordt een bombardement van informatie over de mensen uitgestort, maar is er iemand die zijn plannen voor de dag verandert als hij 's ochtends naar het nieuws heeft gekeken, behalve dat hij misschien een regenjas aantrekt? Alles blijft zonder consequenties, de enige functie is die van het conversatie-item. Amusement dus eigenlijk. Televisie is door de aard van het medium voor niets anders geschikt dan voor amusement en wat er onder de vlag van informatie wordt gepresenteerd heeft even weinig met informatie te maken als een discotheek met een bibliotheek.
Postman verzet zich niet tegen de als zodanig bedoelde amusementsprogramma's (sport, series, quizzen), maar tegen de serieus bedoelde tv: de nieuwsshows, waarin fragmentarische informatie als gestyleerd drama met interessante plaatjes wordt gepresenteerd door onvermoeibaar doorglimlachende glamourtypes, waarin politiek gereduceerd wordt tot mensen die wel of niet aardig zijn en wel of niet vertrouwenwekkend ogen, en waar geen ruimte meer is voor ideeën, niet voor de inhoud ervan, niet voor de argumentatie, laat staan voor de toetsing. Een persoon die aan het nadenken is, leent zich niet voor vertoning op de tv, want daar valt niets aan te zien. Op de tv hoort zich actie af te spelen. Als het maar beweegt.
Door het hele boek heen speelt de toekomstprofetie van Huxley, zoals die in Brave New World beschreven staat. Iedereen is altijd bang geweest dat Orwells 1984 realiteit zou worden, schrijft Postman: onderdrukking van het vrije denken door taal- en geschiedenisvervalsing met als symbool de boekverbrandingen. Wie had verwacht dat niet Orwell maar Huxley het bij het rechte eind zou hebben? Geheel vrijwillig drogeert men zich vele uren per dag met de meest geestdodende, triviale, op momentaan genot gerichte bezigheid die er maar te bedenken is: de televisie. Orwell vreesde een toekomst, waarin het verboden zou zijn boeken te lezen. Huxley zag met angst de dag tegemoet dat er geen enkele reden zou zijn om boeken te verbieden, omdat er niemand meer zou zijn die er een wilde lezen.
Amusing ourselves to death is een meeslepend betoog, waarin op enthousiaste wijze een aantal onhoudbare stellingen wordt gepresenteerd. Het is natuurlijk wel erg, maar zo'n vaart als Postman denkt, loopt het nu ook weer niet. (Maar een gematigd enerzijds-anderzijds boek zou lang niet zo prettig lezen.) De situatie in Nederland is anders dan in Amerika - toch is dat niet de kern van mijn kritiek; over een paar jaar zijn we waarschijnlijk weer een eindje verder in de richting van Amerika opgeschoven met kabel- en commerciële tv, en zo niet, dan zijn de overeenkomsten tussen de Westeuropese en de Amerikaanse cultuur altijd nog groter dan de verschillen. Mijn bedenkingen gelden eerder het in mijn idee te eenvoudige, lineaire verband dat hij legt tussen medium (het boek, de tv) en cultuur (het denken, het discours). Ergens schrijft hij: iemand die veertig wordt, heeft in zijn leven zo'n miljoen reclamespots gezien - als dat geen invloed op zijn denkpatronen heeft! Ik vraag me af of dat waar is. Ik heb in mijn leven tienduizenden lantaarnpalen en duizenden honden gezien. Toch denk ik niet dat dit mijn denken wezenlijk heeft beïnvloed. Reclamespots heb je globaal in vijf basisvarianten, schat ik, dus je zou kunnen zeggen: you've seen five, you've seen them all.’ Zoiets is niet echt belangrijk, dat hoort bij de tutti frutti van het dagelijkse leven.
Ook Postmans punt van de afwezigheid van implicaties van tv-uitzendingen kan niet staande gehouden worden. Ontelbaar zijn degenen die girootjes uitschrijven na vertoonde rampen, dankbare brieven schrijven omdat ze zich herkennen in de vertoonde problematiek (‘ook ik heb een homosexuele zoon’), of die door een programma ineens in iets heel nieuws geïnteresseerd raken (‘ja, ik wil de dwarsfluit leren bespelen, net als Berdien Stenberg’). Men kan daar minachtend over doen, maar dat is flauw, want het zijn alleszins respectabele consequenties die het daglicht goed kunnen verdragen.