En verder:
Het maartnummer van het Franse tijdschrift Magazine Littéraire is voor het grootste deel gewijd aan Raymond Queneau, de schrijver van Zazie dans le métro, Exercices de style en vele andere curieuze boeken. Het aardige van deze speciale nummers van Magazine Littéraire is dat de fortuinlijke auteur over wie het nummer gaat van alle kanten belicht wordt, voorafgegaan door een chronologisch overzicht van zijn leven. Queneau werd in 1903 in Le Havre geboren en overleed in 1976 in Parijs. Hij was dichter, wiskundige, romanschrijver, uitvinder van taal (en als zodanig lid van de literaire uitvindersgroep l'Oulipo), gematigd surrealist, redacteur van de Encyclopédie de la Pléiade, een schrijver die in zijn werk een heel speciale rol laat spelen door dieren (in zijn roman Pierrot mon ami noemt hij een meisje ‘un joli petit cheval’), die de veertien letters van zijn naam een huwelijk liet aangaan met de veertien regels van het sonnet, naar wie een metrostation werd genoemd in 1985, die een patafysische humor cultiveerde en een boek schreef dat Cent milliard de poèmes heette: er kunnen zo veel gedichten mee gemaakt worden als men wil omdat elke regel is losgesneden en zo eindeloos gecombineerd kan worden met regels op een andere ‘pagina’. Al deze aspecten komen in dit nummer aan de orde, geïllustreerd met vele, vele onbekende kiekjes. Het nummer kost f9,90.
In de brievenrubriek van de Times Literary Supplement speelt zich al enige weken een serieuze correspondentie af rond de persoon en het schrijverschap van de Engelse dichter Stephen Spender. Het begon met de recensie van Spenders Journals 1939-1983 en zijn Collected Poems 1928-1985 door Ian Hamilton in het nummer van 22 november. Er zou een speciaal woord moeten worden bedacht om het karakter van die recensie aan te geven: een literaire sluipmoord in het openbaar, een executie van middeleeuws allooi. Groter en koeler venijn las men niet sinds tijden. Aangename lectuur - wat scherpe recensies meestal zijn - was het niet.
Hamilton (biograaf van de dichter Robert Lowell en auteur van een boek over J.D. Salinger dat binnenkort uitkomt) behandelt Spender als een kleuter die een status van ambassadeur voert in de literatuur op grond van wat gedichtjes in de jaren dertig, en iemand die wel zo verstandig is geen nieuwe poëzie meer te publiceren omdat hij anders door de mand zou vallen. Op die manier, kolommen lang. Op 27 december verscheen in de TLS een brief van de Russische, in Amerika wonende dichter Joseph Brodsky waarin hij de ‘strotafsnijdersmethoden’ van Hamilton laakt. In het nummer van 14 februari stelt Mary McCarthy zich achter Brodsky's brief (‘thank God that there's still someone like Brodsky to come forward with such a letter in this poisonous time’) en in het nummer van 7 maart is het Isaiah Berlin die zegt zich te schamen dat hij niet eerder in dezelfde geest reageerde.
Sinds twee weken heeft Engeland een nieuw ochtendblad: Today, uitgevoerd in kleur en gemaakt volgens de meest geavanceerde grafische methoden, die de Britse National Graphical Association niet welgevallig zijn. Die man achter deze krant is Eddie Shaw, die in de jaren zeventig nog eigenaar was van een aantal advertentiebladen in Manchester, daarna de Manchester Times uitgaf en die in die tijd zijn confrontaties begon met de bonden. Shaws principe is dat zijn medewerkers niet verplicht kunnen worden lid te worden van de National Graphical Association. David Goodhart en Patrick Wintour beschrijven in hun zojuist verschenen biografie over Shaw de geschiedenis die voorafgaat aan Today, en ze zijn daarmee wel zeer bij de tijd. Eddie Shaw and the Newspaper Revolution (303 p. f16,95, importeur Van Ditmar.)