Tijdschrift
Aan de vooravond van zijn tachtigste verjaardag heeft het respectabele vaktijdschrift voor neerlandici De nieuwe taalgids zich in een nieuw jasje gestoken. Niet alleen het vlottere omslag maar ook de opzet van de bijdragen moet een groter publiek trekken buiten de gespecialiseerde vakgenoten om. Het interview met de taalkundigen Cohen en Schultin, waarmee dit nummer opent, lijkt mij voor de niet met vakkennis behepte geïnteresseerde lezer toch te weinig boeiend en instructief. Zo niet het verslag van Kloek en Mijnhardt, dat een overzicht geeft van de stand van zaken in het lezersonderzoek en inzicht geeft in het leesgedrag aan het begin van de negentiende eeuw. Helder en duidelijk inventariseren zij de problemen waarmee het onderzoek naar het collectieve leesgedrag (wie las wat en welke verschuivingen traden hierin op?) te kampen heeft. Het lezersonderzoek concentreerde zich tot nu toe voornamelijk op de achttiende eeuw. De burgerij was een nieuwe, zich emanciperende sociale categorie. Ook nieuw waren de roman en het tijdschrift en het instituut leesbibliotheek en de leesgezelschappen. De bronnen voor dit soort onderzoek zijn schaars: de boekproduktie is nauwelijks geregistreerd, want complete uitgeversarchieven zijn zeldzaam. En dan, wie kocht die boeken? Inzicht in het boekenbezit geven veilingcatalogi en natuurlijk de verkoopcijfers van de boekhandel. Kloek en Mijnhardt analyseerden met een groep studenten Nederlands en geschiedenis één van de weinige bewaard gebleven klantenboeken van een boekhandel aan het begin van de vorige eeuw. De Middelburgse boekhandelaar Van Benthem (nu: Van Benthem & Juttingh) hield vanaf 1801 zijn verkopen op rekening bij. De toonaangevende functie van Middelburg was in die tijd landelijk gezien al aan het tanen, maar regionaal is de plaats (ook nu nog) wel van belang. Hoog scoren bij de particuliere aankopen de theologische en stichtelijke werken, bijna een kwart van alle verkochte
boeken, terwijl de romans maar 5 tot 6% van het aantal verkopen bedragen. Bij de collectieve aankopen van de leesgezelschappen liggen die verhoudingen precies andersom. Voor het overgrote deel kocht men Nederlandse boeken, een aantal hugenotenfamilies kocht Franse boeken, maar van een verfranste bovenlaag vonden de onderzoekers geen spoor. Daarnaast verkocht men natuurlijk ook à contant (dus niet in de boeken terug te vinden) en had Van Benthem een winkelbibliotheek waarvan de uitleningen maar gedeeltelijk werden geadministreerd. Dus de boeken van Van Benthem weerspiegelen slechts ten dele de negentiende-eeuwse leescultuur. Maar toch; dit soort onderzoek lijkt me saai om te verrichten, maar de resultaten zijn fascinerend om te lezen.
EVA COSSEE