Huysmans
Vervolg van pagina 11
die ene stem van des Esseintes vertegenwoordigt tegelijk de estheet en de geleerde in de esthetica, zoals Huysmans zelf tegelijk stilist en stilisticus-avant-la-lettre is. Naast een kleinood als Op Drift (1882) zijn in de meeste andere boeken van Huysmans slechts eilandjes van goede smaak aan te treffen. Ik denk aan de beschrijving, in Sainte Lidwine de Schiedam, van de oude wijken en de kaden, aan een novelle als La Bièvre, waarin hij de oude Parijse leerlooierswijk evoceert: ‘...stapels gemalen eikeschors ademen een scherpe bastlucht uit, van leren dekzeilen komt een onverhoedse stank afzetten; vorken, schoppen, kruiwagens, harken, slijpsteenwielen liggen her en der; hangend in de lucht botsen duizenden verhoornde konijnehuiden tegen elkaar, huiden die bont zijn van opgedroogd bloed, met het blauw van de zenuwen; stoomketels ronken en door de ruiten zie je onder balken met snorrende vliegwielen arbeiders die een afschuwelijke smurrie in kuipen afschuimen, die huiden op een duig afschrapen (...) De steeg is helemaal wit. Hartje zomer: eeuwige sneeuw, sneeuw veroorzaakt door het schraapsel dat van de huiden is opgestoven. Het roerloze, witte landschap roept een toverachtig, noordelijk Venetië op, of een onmogelijke stad in het Oosten, gevoerd met hermelijn. Dit heeft niets meer te doen met het oude Parijs, zó dichtbij de steeg van de Gobelins... het is een Florida, gedompeld in dons van eider en zwaan, een magische stad...’ Hier, met zijn evocatieve kwaliteiten gaat een realistische scène langzaam een symbolische wending nemen en krijgt hij een visionair karakter.
Na lezing van de Cahiers de l'Herne begrijpt men beter dat, ondanks fluctuaties in de mode en een zekere minachting van de officiële literatuurgeschiedenis, Huysmans, deze ambtenaar 1ste klas, met een ziek zenuwgestel, deze misogyne vrijgezel, die net als Freud, aan verhemeltekanker stierf - misschien omdat hij ook heeft gebeten in de appel van de waarheid - altijd lezers heeft gevonden. Dat komt omdat zijn weg een ervaring illustreert die de ‘mensen van het vak’ heel goed kennen: te weten dat de roman een nerveuze depressie is, die slechts tijdelijk kan worden beteugeld, door woorden, beelden, syntaxis en een dictionaire van synoniemen.
■