Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Pandaemonium 1660-1886. The Coming of the Machine As Seen by Contemporary Observers door Humphrey Jennings Uitgever: André Deutsch, 376 p. Importeur: Nilsson & Lamm, f65,40Karel SoudijnOmstreeks 1706 liet Stephen Hales een merrie vast binden en op haar rug leggen. Bij het levende dier opende hij een slagader; daarin plaatste hij een buis om te zien hoe hoog het bloed opspoot. In 1729 suggereerde Jonathan Swift een oplossing voor de armoede in Ierland. Eenjarige kinderen van arme mensen zouden aan de beter gesitueerden verkocht moeten worden. Van die kinderen is een heerlijk gerecht te maken, dat vooral in de winter goed zal smaken. Op 15 september 1784 maakte Vincent Lunardi (ook wel Lunatic genoemd) de eerste ballonvlucht boven Engeland. Vlak voordat hij in zijn mandje zou stappen, gebeurde er een ongeluk: een mast viel om. In de consternatie vergat Lunardi om de instrumenten mee te nemen waarmee hij tijdens zijn vlucht observaties had willen verrichten. Op 16 september 1784 legde het dienstmeisje Elizabeth Brett een verklaring onder ede af over de landing van een luchtballon. Elizabeth heeft bij die landing een touw vastgehouden; twee andere knechts durfden dat niet. Elizabeth signeerde haar verklaring door een kruisje op een akte te zetten. Pandaemonium van Humphrey Jennings staat vol met dergelijke anekdoten. Het boek bevat 372 - korte en langere - teksten van mensen die op een of andere manier de geschiedenis hebben gemaakt of hebben zien maken. De teksten, ontleend aan brieven, memoires, officiële verslagen, romans en gedichten, staan in dit boek chronologisch gerangschikt. Het was de bedoeling van Jennings om de periode 1660-1886 zo te documenteren, dat de lezer de indruk krijgt een film te zien. De film blijft beperkt tot ruim twee eeuwen geschiedenis van Groot-Brittanië (meestal nog verder ingeperkt tot Engeland). Vorsten, politici en veldheren komen in deze geschiedenis nauwelijks voor. De hoofdrolspelers zijn uitvinders, geleerden, paupers, arbeiders, industriëlen, romanciers en dichters. De observaties van mensen die ‘erbij waren’ voorziet Jennings zo nu en dan van commentaar. De commentaren van de samensteller van de documentaire blijven echter bescheiden: in telegramstijl laat Jennings merken wat hij van bepaalde ontwikkelingen vindt. De toon van het boek is somber. Jennings volgt de industrialisering van Engeland op de voet. Hij beoordeelt de gevolgen van de Industriële Revolutie negatief. Het land wordt gekoloniseerd; de ‘poëzie’ van het leven gaat verloren. Grote delen van de bevolking leven in schrikbarende armoede. Ook de geestelijke armoede neemt volgens Jennings sterk toe. Soms is Jennings in zijn korte commentaren echt woedend. Bijvoorbeeld bij een citaat uit 1863, ontleend aan de biografie van een industrieel. De persoon in kwestie trok zich in 1856 terug uit de zaken, om zich aan de schilderkunst te wijden. Zijn kunstwerkjes werden onder meer verkocht ten bate van arbeiders die er erg aan toe waren. Jennings vindt dit een sterk voorbeeld van huichelarij en van prostitutie van de kunst: de betreffende industrieel is zelf in hoge mate medeverantwoordelijk voor de toestand waarin die arme mensen verkeren.
Ballonnengevecht, een van de mogelijke toepassingen van de ballonvaart, zoals een tekenaar het zich voorstelde
De gevleugelde psyche (wat die ook moge zijn) is tijdens de Industriële Revolutie vervangen door een luchtballon. De uitvinding van de veiligheidslamp heeft er toe geleid dat mijnwerkers nog meer dan vroeger worden uitgebuit. En toen in een bepaalde spinnerij een beter ventilatiesysteem werd geïnstalleerd, kregen de mensen die daar werkten meer honger. Kregen de wevers toen meer te eten van hun baas? Welnee, de baas besloot om het ventilatiesysteem op bepaalde tijden uit te zetten, opdat zijn mensen in de bedompte lucht hun honger weer minder zouden voelen knagen. Dit staaltje van pervers rationeel management ontleent Jennings aan een publikatie uit 1835.
Hoewel Jennings de ontwikkeling van de geschiedenis negatief beoordeelt, levert zijn selectie tekstfragmenten een zeer gedifferentieerd beeld op. Naast armoede en uitbuiting is er in deze documentaire ook heroiek, enthousiasme en dramatiek te vinden. De door Jennings geselecteerde observatoren zitten niet aan de zijlijn te tobben: ze zijn druk bezig. Als regisseur van zijn film in teksten is Jennings een meester in het hanteren van contrasten. Het mooiste contrast staat in het midden van het boek. Op 26 augustus 1830 mag Fanny Kemble een proefrit maken op de locomotief, samen met George Stephenson. Het verslag dat Fanny van die rit doet (in een brief) is buitengewoon poëtisch. Je leest dat verslag met grote jaloezie: het moet voor haar een fantastische ervaring geweest zijn om zo met de trein mee te mogen. Direct achter deze schitterende brief van Fanny Kemble plaatst Jennings een verslag van de officiële opening, op 15 september 1830, van de eerste spoorlijn. In dit verslag klinkt ook bewondering door voor de technische prestatie, maar het lijkt nu alsof de deelnemers aan de openingsrit meer oog hebben voor elkaar dan voor de machine en het landschap. Er wordt verteld wie er allemaal bij waren: je ziet nu vooral mensen die oog hebben voor hun eigen functie. De opening van de spoorlijn verloopt dramatisch: er vindt een dodelijk ongeluk plaats. De functionarissen staan voor een dilemma: doorrijden of niet? Ze besluiten de rit te vervolgen, bang voor relletjes als straks het feest in Manchester zou worden afgelast. In zijn boek speelt Jennings met het contrast tussen massa en individu. De Industriële Revolutie heeft het leven volgens hem massaler gemaakt. Bij een brief van Josiah Wedgwood uit 1779 maakt Jennings de kanttekening, dat in dit stuk waarschijnlijk voor het eerst duidelijk het beeld naar voren komt van ‘de menigte’ (ook te lezen als: ‘het grauw’ of ‘het gepeupel’). In volgende jaren wordt die menigte alleen maar groter. Voor Jennings is de geschiedenis vooral: aanzwellende ketelmuziek waarbij steeds meer mensen lawaai maken.
Grondwerk voor de Birmingham-Bristol spoorlijn, 1840
Maar in die massa komen telkens weer individuen naar voren die iets bijzonders doen. Vaak zijn in dit boek mensen aan het experimenteren, maar het individu is in elk tekstfragment ook terug te vinden als een persoon die op geheel eigen wijze iets observeert. Een komisch contrast tussen massa en individu is te vinden in een brief die Edward Lear op 4 november 1862 aan Lady Waldegrave schreef: ‘Vandaag ging ik de stad in om de 125 pond te beleggen die ik verdiende met het “Book of Nonsense”. Het is ongetwijfeld heel ongewoon dat een kunstenaar geld belegt, want de hele weg van Temple Bar tot de Bank was overladen met rijtuigen en mensen - zo'n geweldige sensatie was deze gebeurtenis. En op de terugweg was het net eender, wat heel aangenaam was.’ Humphrey Jennings, de samensteller van dit boek, is allang dood. Hij kwam in 1950 bij een ongeluk om het leven. Sinds 1937 had Jennings materiaal voor zijn boek verzameld, maar het is hem nooit gelukt om een afgerond manuscript klaar te krijgen. Jennings verdiende zijn brood onder meer met het maken van documentaire films. Hij moet een nogal kleurrijke figuur zijn geweest; hij was onder meer medeorganisator van de internationale surrealistische tentoonstelling in 1936 in Londen. In 1985 verscheen eindelijk Pandaemonium, uit twaalf mappen materiaal samengesteld door Mary-Lou Jennings, de dochter van Humphrey, en door Charles Madge. Laatstgenoemde maakt het de lezer gemakkelijk om de collectie teksten op verschillende manieren te lezen. Achter in het boek heeft Madge een register opgenomen van de thema's die in het boek te vinden zijn. Wie de documentaire van voren naar achteren doorneemt, passeert in chronologische volgorde vier stations: ‘observaties en reportages’, ‘exploitatie’, ‘revolutie’ en ‘verwarring’. Hoe dit geschiedenisboek ook gelezen wordt: het is een schitterende film. ■ |
|