Tijdschrift
Vooral in de sfeer van schrijvers over literatuur die zich bezighouden met wat er over een roman aan kritieken is geschreven schijnt de stellige mening post te vatten dat over een roman uiteindelijk eén goede kritiek en één juist waardeoordeel te geven zou zijn. Menige werkgroep bestudeert de kritieken die verschenen zijn naar aanleiding van Oek de Jongs Cirkel in het gras of Mulisch' De aanslag en allemaal struikelen ze onmiddellijk over de geringste uiting van een persoonlijk, niet direct geadstrueerd oordeel van de criticus. Een persoonlijk oordeel, dat is zo hopeloos subjectief - dat is van vroeger. Zo'n persoonlijk, niet in elke zin geadstrueerd oordeel zegt dan ‘meer over de criticus dan over het boek’, luidt de geijkte zin. De moeilijkheid hiermee is dat het de studieuze lezers van kritieken maar moeilijk bij te brengen is dat een persoonlijk, subjectief oordeel over een aspect of over een hele roman, helemaal niet zo ‘subjectief’ is als men de persoon en het werk van de criticus er maar bij zou betrekken. Zonder de persoon van de criticus belangrijker te maken dan nodig is: het samenstel van smaak, kennis, inzicht van een criticus zal men erbij moeten betrekken omdat hij, ook al zou hij dat willen, onmogelijk een objectieve instantie kan zijn. Objectiviteit, dat is wat de studieuze lezers van de verschillende kritieken willen. Dat blijkt uit een artikel van Koos Hageraats over de kritieken naar aanleiding van Cirkel in het gras in Bzzletin 131. Op al die kritieken - van Poll, Schouten, Nuis, Goedegebuure, De Moor, Ten Braven et cetera - valt wel iets aan te merken en dat is ook heel nuttig, maar dan vooral als er zinnen en alinea's in staan die gebrekkig zijn qua overtuigingskracht. Dat gebrek aan overtuigingskracht zegt inderdaad iets over die criticus: dat wat hij schreef blijkbaar voor hemzelf nog niet zo duidelijk was. Het lijkt
erop dat Hageraats het maar vervelend vindt dat er zoveel verschillende critici zijn die allemaal zo hun eigenaardigheden hebben. Dat is zo vervelend omdat die een belemmering vormen voor de enige juiste analyse, interpretatie en uiteindelijke oordeel. Hageraats heeft het geluk dat hij kritieken onder ogen had die over het algemeen positief oordeelden over de roman. Wat had hij moeten beginnen met een of twee kritieken die er in onderdelen en als geheel niets aan vonden? Nu kapittelt hij de ene en de andere criticus zo'n beetje, maar dan had hij groter geschut in stelling moeten brengen: zijn eigen smaak, kennis en inzicht - wat samen ongeveer zijn hele persoon uitmaakt.
CP