En verder:
Sigmund Freud is in Engeland geïntroduceerd door de vertalingen van zijn werk door James en Alix Strachey. Dat was in de jaren twintig en dat leverde toen vooral bijval op uit de kring van de Bloomsbury Group. Daartoe behoorde het echtpaar ook. In de jaren 1924-1925 verbleef Alix in Berlijn om een analyse te ondergaan, terwijl James in Londen bleef. Ze schreven elkaar vele brieven waarin Alix onder meer schrijft over haar groeiende vriendschap met Melanie Klein en James over zijn controversen met Ernst Jones, Freuds latere biograaf. Ook beschrijft hij vaak het doen en laten tijdens de Bloomsbury-weekends. De brieven komen volgende maand uit onder de titel Bloomsbury/Freud bij Chatto & Windus/The Hogarth Press (de uitgeverij van Leonard en Virginia Woolf waar de Freud-vertalingen toen verschenen). Freud blijft voor het ene na het andere boek zorgen: bij de Wereldbibliotheek verschenen de vertalingen van de boeken van Janet Malcolm: In het Freud-archief en Psychoanalyse - een onmogelijk vak (allebei f34,50); bij de Engelse uitgeverij Verso (een onderdeel van New Left Books) kwam de Engelse vertaling uit van het scenario dat Sartre voor een film van John Huston in 1958 maakte: The Freud Scenario (f66,90, 549 p.). Dat scenario is nooit gebruikt omdat het veel te omvangrijk was (over de Franse editie van dit boek stond een recensie in de Boekenbijlage van 8 december 1984). Bij dezelfde uitgeverij Verso (geïmporteerd door Ruward, Den Haag) verscheen een vertaling van het beroemde boek van Octave Mannoni over Freud: Freud - The Theory of the Unconscious en een marxistische kijk op zijn werk door Sebastiano Timpanaro: The Freudian Slip (f33,30).
Het boek veroorzaakte een breuk tussen de vrienden Emile Zola en de schilder Cézanne omdat de schilder zich weigerde te herkennen in de mislukkende kunstschilder die er de hoofdpersoon van is: l'Oeuvre van Emile Zola is het onderwerp van zes essays in nummer 11/12 1985 van het tijdschrift Maatstaf. Het werk verscheen in 1886 en speelde als kunstenaarsroman een gewichtige rol bij de erkenning van de nieuwe school schilders die zich slechts mochten vertonen met hun werk op de Salon des Refusés. De gastredacteur van dit nummer, Leo van Maris, schrijft over het thema van de frustrerende bijzondere begaafdheid van een kunstenaar als Claude Lantier: iemand die nooit tevreden is omdat nooit op het doek verschijnt wat hij eigenlijk had willen schilderen. Ton Anbeek onderzocht hoe de roman in Nederland werd ontvangen - met gejuich door Van Deyssel en Gorter; Zola's invloed op de Nederlandse literatuur van die tijd was enorm. H.L. Wesseling ontleedt de topografie van Parijs zoals die in de roman voorkomt en E. van der Starre bekijkt de roman op zijn literaire effecten en Zola's schrijvers-instelling: hij ging ervan uit dat de lezer over zijn rug meekeek bij wat hijzelf voor zich zag. Aan het slot van het nummer staan nog enkele piepkleine recensies, onder de titel ‘Boek van de maand’. Opmerkelijk is het stukje van Rob Schouten omdat het een totale afwijzing van Milan Kundera's roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan is: ‘Wat een grove diepzinnigheid en wat een modieus gebruik van verteltechnieken!’ Dit nummer van Maatstaf kost f32,50.
De film Shoah van de Fransman Claude Lanzmann is de registratie van oor- en ooggetuigenverslagen van de Holocaust. De film is op de televisie vertoond en wie de verschrikkingen die werden vertoond en verteld wil nalezen, kan dat in de Nederlandse vertaling die zo juist bij De Arbeiderspers is verschenen (228 p., f34,50). In de inleiding schrijft Simone de Beauvoir dat zij nog nooit zo'n combinatie van verschrikking en schoonheid heeft gezien. Er bestaat ook een Amerikaanse editie van het boek, uitgegeven door Random House en geïmporteerd door Van Ditmar (f44,-).
■